V.
A fdeel.
IV.
Hoofdstuk
yuny-Kever.
XLV.
jHemipterus»
Halfïchildige.
j, als de Maskers der Mefttorren, en maakt
,, even zoo weinig gebruik, om te loopen,
„ van zyne Pooten. De Pop is wit, en heeft
,, van onderen twee kleine Spitfen, met Ste*
,, keltjes daar aan. Verfcheide zwarte Knopjes
„ heeft dezelve aan het L y f, waarfchynelyk
„ om haar voor het wryven tegen de.Aarde
,, o f in de Tonnetjes te bewaaren. De Qo-»
,, gen zyn bruingeel”»
(45) Tor die ongeboorndis, hebbende het BorJIJluk
Wollig en met twee langwerpige Rimpels
gerand, de Schilden korter dan het J-yf»
Deze die, wegens de gelykheid van Gefialte
met de Wollige Boomtorren, hiertoe fchynt
betrokken te zyn, is in Duitfchland gevonden
door den Heer F o r s k a ö l . Het Kopfchild
is aan de tip uitgerand : de Sprieten zyn jpek-
agtig, het L y f zwart. Het Borftftuk is gerand
en platagtig , met twee overlangs verheven ♦
Rimpels. De Dekfchilden waren de helft korter
dan het Onderlyf, dat agter de Schilden
gemeenlyk Afchgraauw was en de Voeten Pek-
zwart. Het Wyfje heeft aan den Aars een
zaagswys getande Stekel.
Doktor S c o p o l i fpreekt van een Torretje
, weinig kleiner dan de voorgaande Soort,
zig onthoudende in de heeter Landftreeken van
Kar-
(45) Scarabanis muticus, Thorace tomentofo, rugis duabfis
longitudinalibus marginato, Elytiis abbreviatis. SyQ, Nat, Xi
Ü E T O ft R E S . 225
Karniolie, en de Bloemen beminnende. Het V .^
Borftftuk, met en benevens de gladde geftreep- j ^
te Dekfchilden, was geftippeld; het Lyf , ten Hoofd-
minfte van onderen, zwartblaauw. Deeze hadt STÜK*
ook de Dekfchilden korter dan het Agterlyf
en eene Verfcheidenheid, daar van, was geheel
en al van de gemelde Kleur, doch het Borftftuk
en de Kop eenigermaate groenagtig. Dezelve
wordt van hem de Twyfelagtige Tor geheten
(*).
(46) Tor die ongeböornd is, mei de Sprieten XLvn
'in zeven gelyke Plaatjes gekloofd , het B o n t e o f
ö J a r i l D u in -K e v e r» Lyf zwart met wit bejprenketa. pl. lxxu.
FiS. 6 , 7.
Van waar deeze Tor den Latynfchen Naam,
die Voller betekent, gekreegen heeft, is niet
duifter, wanneer men op de fraaije fprenkeling
agt geeft van zyne Dekfchilden, die als met
Bloemen geweven of geborduurd fchynen te
zyn. Dewyl de Derdendaagfe Koorts byna voor
geen inwendige Geneesmiddelen wykt , zegt
P l ï n ius, gebruikten de Tovenaars daar tegen
verfcheiderley dingen, die zy op den On- >
der-Arm [waarfchynlyk op de Pols] bonden,
en daar onder was, boven en behalven deMeft-
of Pillen-Tor, en een Gehoornde, ook die,
wel*
Scarabasus dubius. Er.tcmol. Carniolka, pag. 5.
(4.6) Scarabaeus muticus, Antennarum lameüis fèptems sc-
qualibus, Corpore nigro albedine iitorato. Faun. Suec. 343.
MOUFF. In/. 16o. f. 4. KOEFN. Piü, T. 7. F K1 S C H-
Inf. XX. T. I. f. 1. RAJ. Inf. 91. n. 9,
j. deel. IX. Stuk. P