V.
A fdeel. VIÏ.
H oofd»
stuk.
x v.
Rugojif.
Rimpelige.
Deeze die, waarfchynlyk wegens de Kleur',
den naam van Donkere voert, is door gemel-
den Franfchen Autheur niet aangehaald; hoewel
hy onder zyne Schilddraagers heeft die
’er naar zweemen; gelyk eenen die geheel
vaal i s , met de Schilden fyn en regelmaatig
geftippeld, en eenen die zwartbruin is, met
Dons als van Fluweel; doch deeze laatfte
heeft, zo hy getuigt, het poftuur van eenen
Aardvloo (*).
(x 5) Doodgraaver die zvoartagtig is, en de Dek•
fchilden rimpelig beeft, met drie verbeven
Streepen, bet SorJIJluk uitgercind»
In de befchryving der Sweedfche Dieren
komt deeze voor, onder den naam van Schild-
padje dat zwart is, met v y f Streepen en Stip»
pen die uitpuilen. Men betrekt ’er toe een
Tor van R a y , dikwils in de Krengen voor-
komende, platagtig van Ly f , een weinig ge-
groefd, en geheel zwart van Kleur. In de Verhandelingen
der Sociëteit van Upfal, egter,
was hy genoemd, Dermejles die zwart is met
verheven Stippen en de Halskraag hemelsblaauvv.
Zie hier de omftandige befchryving.
Het
(*) Hifi. fes Inf. env. Paris. Tom. I. p. iz j . *
( i j ) silpha nigricans, Elytris rugofis,lineis elevatis tribus ,
Thorace emarginato. Syft. Nat. X. Caflida atra, Elytris ftriis
quinque pun&isque elevatis. Faun. Suec. 379* Scarabatus m-
ger inter Cadavera frequens, depreiTus, parum canaliculatus,
undique niger, R, A J. Inf. 50.
de D o o d g r a a v i é s , 337
Het L y f is langwerpig Eyrond ; de Kop V,,
fteekt voor het Borftftuk ui t ; dat een Schild
maakt, ’t welk breed is en van voorengeknot, H oofó-
met een uitfteekende Zoom o f Rand, in eeni- sfük»
gen zwart en glad, in anderen ruighaairig en
hemelfchblaauw, met harde uitfteekende puh*
ten geknobbeld* De Dekfchilden hebben, vyf
verheven Streepen overlangs, -de zydftreeped
mede tellende, en tuflchen ieder paar derzelveu
is een ry van uitpuilende Stippen. De Wieken
zyn zwartagtig en het gehéele Lighaam is,
uitgenomen in fommigen die den Kop en het
Borftftuk blaauw hebben, dof zwart van Kleur»
niet glimmende. De Sprieten zyn geknodft,
met het laatfte Leedje rondagtig, het laatftè
op één naa plat rond, en het derde Kegelvor-
mig op en neer. Het Masker o f Wormpje is
glad, langwerpig ovaal, met twaalf Infnydin-
gen behalve de Kop en Staart, geheel zwart*
met een klein Kopje.
Door dit Infekt worden, by de Laplanders»
de Huiden en het Vleefch der Rendierèn, dat
zy tot hun Dekzel en Voedzel gebruiken *
doorknaagd, en dus brengt het hun veel fcha-
de toe, niet alleen aan hun Gewaad en Klee-
ding, maar de Vifch, dien zy droogen, wordt
door deeze Wormpjes o f Maden , met die
van een Soort van Kakkerlakken, vreeslyk en
fchielyk opgevreeten. Op andere plaatfen vindt
men het ook in de Krengen en het fchynt my
taamëlyk övereenkomftig te zyn met een o f
1. deel. ix. stuk. Y meer