V. de Knobbeltjes niet, (dat L i n n je ü s ook niet
Afdeel. zegc,) van onderen ( * ) , maar tuffchen de Spit-
Hoofd’- fen, die het op zyde heeft agterwaards, naby
stuk. de Dekfchilden, en is door dezelven en de an-
H m t b e k j« . dere kleine Knobbeltjes, voorwaards geplaatft,
van boven oneffen. De overlangs verheven
Streepen, op de Dekfchilden, zyn in de my-
nen zeer moeielyk waar tg neemen. De Sprieten
zyn, gelyk Doktor Sc o poli wel aan-
merkt, fomtyds laDger, fomtyds korter dan het
L y f van dit Bokje.
De Figuur De grootfte zwaarigheid blyft nog over: te
detSpneten* weeten, wat onze Autheur bedoelt, wanneer
hy zegt, dat, ten opzigt van de Sprieten, in
de Roozebokjes het tegendeel plaats heeft
van andere Bokken. F r i s ch, die een zeer
oplettend onderzoeker was, fpreekt ten dien
opzigte, woordelykaldus. *’ De Sprieten on-
fJ derfcheiden hem ook duidelyk van de ande-
„ ren. Zy zyn Diet zo lang als het L y f,
„ maar, van het éerfte dikke Leedje af, komt
aanftonds het langfte, (daar het omgekeer-
„ de in de tot dus ver befchreevene doorgaans
„ plaats heeft,) en de volgende negen zyn
y geduurig wat korter dan het voorgaande
Het is of L i B N je . o s dit nagefchreeven had (f).
N u
(*) Sur le las du Corcelet, heeft de Heer G e o ï IRO V ;
dat teu minfte , op- het laagfie of benedenfte gedeelte, fcheen
ïc moeten betekenen.
(t) Antenns vü, longimünem Corporis adtingunt; harum
Ar-
N u heeft d it z e k e r ly k plaats in de R o o z e b o k je s ; / f d *eL<
maar de V ra ag i s , o f men het ook waarneemt x i l l .
in de andere B o k k e n ? In verfcheide Soorten ^ oofo-
v in d ik die trapsw yze afneeming n ie t , g e ly k Rtozebtkj t,
in ’t byzonder in de zwarte D u itfch e B o k b ly k t ,
dien ik op N . 26. z a l b e fch ry v e n ; alwaar de
L e e d je s , n a a r ’t end der Sprieten toe, allengs in
langte toeneemen, en de v ie r eerften allerkortft
z y n . D u s z y n ook in de H o u t -K e v e r met de
langfte Hoornen ( N . 2 4 . ) , dien F r i s c h T a b .
X I I . a f b e e ld t , de alleruiterfte L e e d je s de
langfteD. Z e lf s in de A fb e e ld in g van den
blaauwagtigen fraaijen B o k * T o r , (N . 2 3 . ) , die
de H e e r G f io F F R O Y z e lf g e e f t , is die trapsw
y ze afneeming der L e e d je s , in laD g te , naar
’t end to e , niet blykbaar (* ). E v e nw e l beken
i k , dat ’er zó wel inlandfche als uitheemfche
z y n , waarin het zelfde nagenoeg, als in de R o g -
ze b o k je s , plaats heefp
( 2 3 ) B o k -T o r , die het B or ftfluk g ed o om d , de x xnr.
D ek fch ild en flom p met een zw a r ten B a n d f ^ f c\x<è.
en
Articuli , per gradus , verfus extremitatem breviores funt,
contrario ac in reliquis modo. Faun. Suee. Ed. I. p. i f i .
II. p. ISS.
Hiß. des Inf. env. Paris. Tom. I. Fl. IIt. f". 6.
(23) Cerambyx Thorace Spinofo, Colcoptris obtufis fascia
macu'isque quatuor atris , Antennis longis, Syft. Nat. X.
Cerambyx fubccerulescens, fascia maculisque quatuor nigris.
Ie. Scan. 261. J o N S T. Inf. T. i j . f. 3. ROB. Ie. S.
SCH EU Sc il. Itin, i. T. I. f. s•
I. De el . IX. Stük. M m a