V.
A fdeel.
IX.
H oofdstuk.
Geftaite.
Kleur;
3-68 B ë s c h r y v ï n g v a n
dat met twee Stippen; doöh fchynt het eer
als eene Verfcheidenheid aan te merken, dan
als een byzondere Soort. G o e d a a r t geeft
een zeer ruuwe Afbeelding van hetzelve.
Het Torretje heeft, volgens de Waarnee-
mingen van den Heer G e o f f r o y , omftreeks
Parys de langte van een vierde o f een derde
Duims, de breedte van twee en een half o f
drie Liniën. Dè Kop is zwart met twee witte
Stippen: het Borftftuk, dat insgelyks donker
glimmend zwart is, heeft ook een geelagtig
wit Merkteken op ieder Zyde. Elk Dekfchild
is met drie zwarte Stippen, die in een Drie
hoek geplaatft zyn, getekend, en aan het
Scharnier derzelven is een zevende Vlak, hun
beiden gemeen. Dit maakt dat men op ieder
Dekfchild vier Vlakken kan tellen , en dan
zou het Beeftje ’er agt hebben, gelyk F r i s c h
’er aan toefchryft.
Deeze Autheur heeft waargenomen, dat de
fchoon roode Kleur van dit Lievenheers Haantje
of Vrouwen Beeftje na de dood verdwynt;
dewyl het dan geelagtig worde. Hy fchryft
den oorfprong der voorgemelde Naamen aan
de onfchadelykheid toe , en wil dat die van
Marien Kef er daar van afkomftig z y , dat deeze
Torretjes in fommige Jaaren kort na Vrouwen
Dag of Maria Lichtmis, dat is i n ’t begin;van
February, wanneer men dikwïls eenige zagte
Dagen heeft, reeds gevonden worden: gelyk
men dus aan andere Infekten ook den naam
geeft