V.
A fdeel.
m
JjoOFD
ètuk.
,v.
ïndica.
Indifche.
. VI.
'jAmericana.
Amerikadnfche.
c VII.
Stmintdunt.
Zaadkorrelt
jü.
,, bende, op ieder Vleugel, twee Houtgeelé
„ Vlakken, die agter elkander en wederzyds
, , evenwydig ftaan. Het heeft groote glinfte-
„ rend zwarte Oogen en kórte Pooten, gelyk
„ de ronde, kleine Boomtorretjes.
(5) Doodgraaver die zwart is , met twéé
Roeftkleurige Banden op dé Dekfchilden en
bet Borjijtük van voören tweetandig.
Deeze, uit Indie afkomftig, bevondt zig in
’t Kabinet der Koninginne van Sweeden.
(is) Doodgraaver die Eyrond is en bruin, mei
bet Borjifcbild geel, of in ’t midden zwart,
binnen een Góudgeelen Ring♦
Onder den naam van Amerikaanfché Kakkerlak
vindt men deezen, die de grootte Van den
gewoonen Doodgraaver heeft, in ’t Werk van
C a .t e s b y afgebeeld.
(7) Doodgraaver dié Eyrond , glimmend
zwart en ongevlakt is.
De Heer R o l a n d e r vondt deeze Soort
in *t rottige Hout der Denneboomen, in Europa.
(s) Silpha nigra, Elytris fafciis duabus fermgineis, Thora-
ce antice bidentato. Syfi. Nat. X. M. L. U.
(6) Silpha óvata fusca, Clypeo fiavo: centro nigro in tra
armulum fulvum. Syfi. Nat.X. Blatta americana. CA t e SB.
Car. UI. p. 10. T. X. f. S.
(7) Silpha ovata, atra nitida immaculata. Syfi, Nat. X.
pa. Het Diertje trekt zyn Kop in en maakt
z ig , van langwerpig, rond gelyk de Armadillen vil.
of Schildvarkentjes: zo dat het volkomen ge- H oofd.
jykt naar een blinkend Zaadkorreltje en dus 8T
ligt- den Waarneemer kan misleiden CO» De
Buik is rood.
(8) Doodgraaver die Eyrond en zwart, zeer
glad en balffchildig is. zwambceft-
Van deeze is niets meer bekend, dan dat hy
zig onthoudt op de Zwam.
(9) Doodgraaver die langwerpagtig is, en zwart,
met de randen van het Borftjluk verbeven Moortche.
en de Dekfchilden geribd.
Door den Heer B r a n d e r is deeze Soort
In Afrika ontdekt. Het Borftftuk heeft aan de
Zyden een breeden rand , die van agteren we-
derzyds gefpitft is , de Dekfchilden hebben diepe
groefjes, die agterwaards met elkander, fa-
menloopen.
(10)
{*) Waarom de Heer L i n n * us hier tot vergelyking
niet liever de Pilïebedden genomen heeft, die ook zo doen ,
en in de Grootte niet alleen, maar ook in de Geftalte waar-
fchynlyk ’er veel nader by komen, begryp ik niet.
(g) Silpha ovata atra glaberrima hemiptera. Syfi. Nat, X.
(s>) Silpha oblongiufcula atra, thoracis marginibus elevatisj
Elytris fulcatis. Syfi. Nat, X.
I. Deel, ix. stuk. X* 4