XIII.
H oofdstuk.
XLvr. Striatus, Oeftreepre.
XLVIÏ.
4Ttßaceus.
liruinroodc.
rondagtig met uitgeholde Stippen b e e f t ;
het L y f zw a r t , de D ek fcbild en g la d , met
•wit gebrandmerkt.
D e H e e r R o l an de r heeft deezen B o k ,
zo w e l als den voorgaanden, in Amerika waargenomen.
H y is geheel zw a r t , en heeft het
S ch ild je langer dan de o v e rig e n , agter het w e lk
e , over de D e k f c h ild e n , wederzyds , een
fchuin w it ftreepje lo o p t, dat z ig als een Brandm
e rk vertoont.
(4 6 ) B o k - T o r , die betBorJiJluk ongedoornd en
ron d a g tig , bet L y f zw a r t , de D e k fcb ilden
geflreept en de Sprieten kort beeft.
M e n vind t deezen in de Boffchen van Swee-
den. H y g e ly k t naar den V ioletten B o k , wiens
D e k fch ild e n niet geftreept en de Sprieten lan*
ger z y n .
( 4 7 ) B o k -T o r , die bet B o r flfiu k ongedoornd,
rondagtig en glad b e e f t , het L y f b ruinrood
, de Sprieten middelmaatig.
D e e z e is niet ongewoon in Sweeden en v e r-
fc h ilt n a auw ly ks van den volgenden, dan door
de ruigte van het Borftftuk a lle e n ; hebbende
de
C+«) Cerambyx Thotace mutico fixbrotundo, Corpoïc nigro,
ïlytris ftriatis, Anteanis brenbus. Syjl. Nat. X.
f47) Cerambyx Thotace mutico fubrotundo glabro, Corpa*
te teftacco, Antennis tnediociibus. Faun, Sm, 491-
de Sprieten van langte als het L ig h a am , en zo
wel als de Pooten en alles bruin rood. X I I I .
D e e ze wordt betrokken tot een foort van H oofd-
B okjes omftreeks P a ry s voorkomende, welke *
de H e e r G e o f f r o y noemt bruinrood met bet
Borftfluk glad O» zyn d e d ezelve omtrent twee
v y fd e n D u im s lang en over de D e k fch ild e n fy n
g e p o in tile e rd , zonder eenige Streepen. W a c
de K le u r belangt z y n de Sprieten , de K o p ,
het Borftftuk en de P o o te n , v u ilro o d , o f u it
den bruinen v a a l: de Oogen a lle e n ly k , e n , m,
fom m ig e n , de Gew rich ten der D y ë n zw a r t ,
we lke laatften de M a n n e t je s , zegt h y , z y n .
D e D e k fch ild e n hebben een helderer vaale
K le u r . H e t L y f is van onderen g e e l, een w e inig
blaauwagtig en met zwart gemengeld. M e n
vindt dit In fek t op de Bloemen.
D ew y l gemelde H e e r h e t , in ’t F ra n fc h , L o o d -^ vw a n d « .
k le u rig noemt ( t ) » zo z a l ik h ie r gewag maa-
ken van een B o k , die in de befchryv ing der
Sweedfche D ie re n de Veranderlyke wordt geb
e l d ( § ) ; als varieerende in K le u r , die nu
eens V io le t , dan blaauwagtig is op het B o rftftuk
en de D e k fc h ild e n , z y n d e , in b e id e n , de
D y ë n met een zwarte K no d s vo o rzien. D e ze
lve onthoudt z ig » aldaar, in de Boffchen.
( 4 8 )
(?) Leptuta teftacea, Thotace glabro. Hiß. des Inf. «»*.
faris. Tom. I. p. !'*■
(p) La Leptuie livide a Cotcelet lUIê. Hii.
(5) Cerambyx variabilis &c. Faun Sm• Ed, II* p.
N. ««9.
K DESL. IX. STU&,