V.
A fdeel.
I.
Hoofdstuk.
Kaam.
Hongarie en Bohemen, welke in ’t Jaar 1752»
tot uitroeijing van de Rupfen , te Bruiïel en door
geheel Brabant gepubliceerd werdt, worden de-
zelven ook Ongedierte genoemd ( f ) .
De Lssekten, dus met een bafterd-woord,
dat van ’t Latynfche Woord Infecta ontleend
i s , en van fommigen Gekorvene of Gekorven
Diertjes getyteld; hebben dien Naam, om dat
hun Lighaam, in ’t algemeen, op de een of andere
wyzezekereInfnydingen heeft, die het min
o f meer verdeden; zo dat het als uit Stukken
fchynt famengelteld te zyn, - die in elkander
fchieten, of aan elkander hangen, en dikwils als
met een Draad zyn famengehecht. Aristoteles
hadtze daarom ook met een ;Griekfch Woord,
Entoma, dat even ’t zelfde betekent, afgezonderd
van de overige Exfanguia, of Blocdelooze
Dieren, die thans t’huis gebragt worden tot de
Afdeeling der W ormen ; gelyk de Slakken, by
voorbeeld, en de Schulpviflchen; terwyl de
Krabben en Kreeften, en dergelyken , hoe
groot ook, om de gezegde reden, tot de Infek-
ten behooren. Men zou de Infekten, mooglyk
met meer reden, ExoJJia of Beenderlooze Dieren
kunnen noemen ; doch dit hebben zy. met de
Wormen gemeen.
Beting
voor leeft, fchaiehjke baoze Wormen, en, terwyl het
in Bibliis Junïi & Tremelln vertaald wordt, Congeries animali-
■ um , heeft de Vulgata gefield , omne genus Mufcarum, dar is
allerley fbort van Vliegen of vliegend Ongedierte.
(f) Zie Europa Mercums van 17Si. X. D, bjacfe. 22*,
Behalvedit Kenmerk der Infekten zyn’ er anderen
, hun niet minder eigen; gelyk van Poo-
ten te hebben, doorgaans menigvuldig in getal,
't welk hun van de Viervoetige Dieren en Kruipende
niet alleen, maar inzonderheid ook van
de Wormen en ander Ongedierte onderfcheidt;
gelyk dit in de Rupfen en Duizendbeenen blyk-
baar is. Veele zogenaamde Wormen, die Poo-
tenhebben, worden hierom hedendaags ook tot
de Infekten betrokken; gelyk die waar uit de
Torren voortkomen van veelerley foort. Doch
het voornaamfte Kenmerk der Infekten zyn
zekere Uitfteekzels, welke men aan allen, die
hunne volkomenheid hebben, vindt. Dee-
ze , die veel verfchillen in grootte en gedaante
, beftaan fomtyds uit verfcheide Stukken in
elkander gewricht en dermaate beweeglyk, dat
zy oogfchynlyk aan hun tot dergelyke gebruiken
dienen , als ons de Handen, naamelyk om te voelen
en tallen , of hunne Prooy aan te vatten ;
welk laatfte voornaamelyk in fommigen, die dee-
ze Uitfteekzels als Hoorens of Nypers hebben,
plaats heeft. In de Dag-en Nagt- Kapellen
noemt men deeze Werktuigen Sprieten
o f Veelers; en zy maaken ’e r , in ’t algemeen
gefproken, de onderfcheiding van uit.
In de befchryving van het Lighaam der Infekten
moeten wy letten op drie voornaame
deelen, den Kop, hetBorftftuken hetAgterlyf.
Aan den Kop bevinden zig de gemelde Sprieten
V
A fdeel,
I.
Hoofdstuk.
Kenmerken,
De Kop,
I. DEEL. IX. STUK,