I
pers gemeten , ongevaar vier Duimen Ryn-
landfch. Op de Ne k , langs den Kop en het
Borftftuk, loopt een breede ftrook van kleine
! zwarte Knobbeltjes. De Kleur is zwartagtig Itufichen het ligt Kaneelkleurige, waar mede
de Dekfchildeü geftreept zyn; bruiner op het
Boritftuk en den Kop , roodagtig aan de Poo-
ten.
(4) Bok-Tor, die bet BorJIJluk, op zyde, met ^ iv . .
Tandjes gezoomd beeft, bet Lyf Petewar^Ledeiagtige.
de Dekfchilden gefpitjl, de Sprieten kor-
ter dan bet Lyf.
Dit is een der grootften van de Europifche
ï Bokken: gelyk ’er ook die, welken R a y
j noemt allergrootfte Bok, met groote Hoornen,
j welke uit Leedjes beftaan en omgeboogen zyn ,
| toe betrokken wordt. Men wil dat het die
I z y , welken F r i s c h noemt, de Zaagboornige I zwarte Hout- Kever (*). DeGeftalte, zegt men,
1 gelykt naar dien Oelandfchen T o r , met het
1 Borltftuk drietandig , hier voor befchreeven * ,*Bla<k.z«ia I hebbende veel overeenkomft met de W y f jes der
1 Vliegende Herten. R o e s e l ftelt hem voor,
on*
| (4) Ceratnbyx Thorace marginato-detitato, Corpore piceo,
S Elytris mucronatis, Antennis Corpore brevioribus. Syft. Nat.
"I x . Cerambyx niger, Tboraee planiusculo margine utrinqne
■ tridentato, Coleoptris piceis. Faun. Saec. 48 0. R O E S. Inf.
« a. Sc ar ah. 2. T. 1. f.t 1 , 2. Cerambyx cinereo nigncar.s, An-
Htennis Se Pedibus ïttfi*. G ADD. Sat. 79.
I (*) Inf. XIII. Th. p. i j . T. IX.
j i- deei . ÏX. Stuk*
XIII.
Hoofdstuk.