V. Men kan die, met reden, het Sierlyke noe*
VIII. * men > wegens de gemelde Tekening, die eg-
Hoofd- ter, met het fterveD, daar in verdwynt. G e o f -
s t u k . FR0Y voncj(; je gedagte Streep Goudgroen,
en noemt het deswegen Goudkleurig gebandeerd
Schildpadje. Hetzelve, dat hy omftreeks Parys
vondt, was wederom van de voorgaanden al-
leenlyk in Kleur verfchillende en in Grootte
kwam het tuffehen beiden. De Kleur was vuil
bleek-geel, trekkende een weinig naar het vaa-
le , en de Goudgroene Streep verdween allengs
in het iDfekt, naar maate dat het uitdroogde.
Groen en Van gemelde Franfchen Heer worden nog
fl. Lxxin.twee Soorten van Schildpadjes opgegeven,
FiS. 12. c. vvelken hem voorgekomen zyn op een byzon-
dere Plant, die in het Najaar bloeit op de
Broekige Landen en Wollig Sterrekruid genoemd
wordt (*). Men mogt deeze niet miD-
der Sierlyk noemen; want het eene hadt de
Dekfchilden groen, en ’t Kopfchild o f Borft-
ftuk roodagtig bruin, in het andere waren de
Dekfchilden zo wel rood van Kleur als het
Borftftuk; doch hy vondt ’er ook geheel groene
onder en van aanmerkelyke Grootte, als zyn-
de meer dan een vierde Duims lang. Deeze
laatfte hadden, zo wel als de gewoone groene
Schildpadjes, die men veel op de Kliffen
vindt, het L y f en de Booten zwart, de Dekfchil*
. (*) After Pratenfis, Aiitumnalis, Conyza folio. Touknef.
Jnji, Rel lleriar,
fchilden zwart geftippeld. Tot verklaaring van V.
derzelver Geftalte dient de nevensgaande Af- AFy
bedding. Hoofd»
„ Deeze Vlakken, zegt h y , liaan, ten ge-
„ tale van vyf of zes, langs de Naad, daar de verfchilt naar
Oudere
„ Dekfchilden elkander raaken, en loopen ^ dom.
, , wils in één met die van de ändere zyde, het
„ geen alsdan een lang, zwart, getand en ge-
„ flingerd Bandeerzel maakt. Bovendien zyn
„ er twee groote lange Vlakken naby den uit-
„ waardfen hoek aan het opperfte der Dekfchiï-
„ den, en verder twee o f drie kleine zwarte
„ Stippen op het midden derzelven. Deeze
„ beide Infekten vindt men by elkander, en in
groote veelheid, aan de Kfocraffen, op het
„ gemelde Sterre-kruid. Hunne Wormpjes o£
„ Maskers zyn aan die der gewoone Schildpad-
s» jes g e ly k ; platagtig, naämelyk, van Ly f ,
i3 en Stekelig, vooral op de Zyden: zy heb-
„ ben een gevorkte Staart, waar medezy hun-
, , ne Uitwerpzelen boven ’t L y f houden. De
„ Bladen van dat Kruid worden door hun ge«
„ knaagd. Ik heb ’er verfcheidene opgevoed,
„ daar ik altoos gepluimde groene Schildpad-
„ jes uitkreeg, en dit heeft my doen vermoe-
„ den, dat de rooden en de groenen niet dan
„ in Ouderdom verfchilden, zynde de laatllen
3, jongft. Om my daar van nog meer te ver*
„ zekeren, heb ik ook gewoone groene Schild-
„ padjes opgevoed, en het groen van derzel-
„ ver Dekfchilden wierdt allengs geelagtiger,
I. DEEL. IS. STUK, Z II ver*