V. aan van Béte a Dieu > Vcwhe a Dieu of Cheval
deel. a jy fe y . js Q ocjs fjeeftje, Gods Koe of
Hoofd- Gods Paard, en, dac zonderling is, de Engeï-
•S1ÜK* fchen noemen het Lady Covo o f Lieve Vrouwe
Koe. In Duïtfchland geeft men het den Eer*
tytel van Marien Kef er, dat Lieve Vrouwe Tor»
retje betekent; doch die hetzelve Lieve Vrou*
we-Vogeltje noemen, gaan wat ver (*). De
Latynfehe Geflagtnaam Coccinella f' komt met
die der Konchenilje byna overeen, waar van
het Infekc egter hier niet t' huis hoort (t)*
Kenmerken. De Kenmerken, die, de Heer L in n ^eus
hier voor opgegeven hadt, waren zeer onbepaald.
De geknot Knodsagtige figuur der Sprieten,
inderdaad, onderfcheidt deeze Infekten
naauwlyks van de Torretjes of Torren» Hierom
voegt hy *er thans anderen by , die egter,
uitgenomen de half Klootsrondheid van het L y f ,
weinig te beduiden hebben. Hy zegt, dat zy
met Voelertjes of Proevertjes zyn voorzien,
welker end Knodsagtig js als een half door-
gefneeden Hart ( § ) ; het Borftfiuk en de Schilden
/*) ERA D L F. y Werken der Natuur. Arnft. 1744. bl. 231.
( t ) Sommigen hebben zig verbeeld, dat de thans zo bekende
Verwftof, genaamd Konchenilje „of Cochenille, in 'le,
Weltindiën van dergelyke Infekten kwam, om dat ’er wel
eens Vleugelen van Lievenheers Haantjes in gevonden zyn;
doch men meent thans te weeten, dat die Verwftof met de
" Xighaamen van deeze Infekten, en mooglyk wel eens by toeval,
door de Indiaanen vervalfcht wordt. Deeze noemt men
szmcenlyk CtcciontUa.
(Jj.Palpi Ciav* Semicordata.
den gezoomd; het L y f van onderen plat. De V.
beide voorgaande Geflagten hebben het Bord- A f d e e l .
ftuk en de Schilden veel duidelyker gezoomd H o o fd -
dan de Lievenheers-Haantjés. STüK*
In deeze duifterheid heeft de Heer G eof-
f r o y het geluk gehad een Straal van Licht
te ontdekken. Hy vindt dat deeze Infekten
de Voeten van drie Leedjes hebben, ’t welk
dezelven van de andere Torren en Torretjes,
ja van de Schildvleugeligen in ’t algemeen,
onderfcheidt.- Ook merkt hy aan, dat derzel-
ver Sprieten kleiner zyn dan de Proevertjes,
die zy aan den Bek hebben; ’t welk een niet
minder aanmerkelyke Byzonderheid is. In de
meefte Schildvleugelige Infekten zyn de Sprieten,
die men omtrent de Oogen geplaatft
vindt, ongelyk kenbaarder dan die Proevertjes;
in de Lievenheers Haantjes moet men de Sprieten
zoeken om ze te z ien , en de Proevertjes
loopen aanfionds in ’e oog. Indien men
hier by de half Klootsrondheid van het Lig*
haam voegt, zo zullen de Kenmerken taame-
lyk vaftgefteld en bepaald zyn.
Onder de Europifche Soorten van dit Geflagc
zyn ’er geenen van aanmerkelyke Grootte,
doch de meeften zyn zeer fraay getekend en
gekleurd. Het fchynt hem ook twyfelagtig,
o f niet veelen flegts Verfcheidenheden zyn
of mooglyk van verfchillende Sexe; dewyl hy
’er heeft zien paaren, die grootelyks in Kleur
verfchilden. Hy telt zeven - en - twintig Soor-
1. De e l , ix. Stu k . Z j ten,