V.
A fdjjel.
VIL
H oofd.
STUK.
Yeld-Mot.
,, Dit Wormpje komt zeer wit te voor-
1, fchyn, doch wordt wel dra graauw, behou-
„ dende de Schubben alleenlyk nog witagtige
,, puntjes. Het eet alles wat hetzelve van
, , verfch of droog Vleefch o f Krengen aantreft t
ss dat met de Mefi: op het Land komt of al-
„ daar derft. Dewyl het ook op en aan de
,, Bouwlanden gevonden wordt, vreet hetins-
ij gelyks de rype Graankorrels, die op den
„ Grond vallen , en ik hebze een geruimen
ss tyd met geweekt Brood onderhouden, alzo
„ de ftaDk der Krengen te laftig wierdt, Ee-
„ nige Waterflakjes, die my kwamen te der-
„ ven, taftten zy ook greetig aan, en met
ss Vifchkoppen heb ikze lang gevoed, waar
ss van zy alle hoeken door kroopen, en het.
„ binnende uitknaagden. Zy blyven zo vaft
s,aan het Aas hangen, dat menze daar mede
„ om hoog kan ligten, en, als de één een
, , dukje Spyze bekomen heeft, fleept hy het-
„ zelve geheel weg, wanneer een ander komt,
„ die mede wil vreeten. Na de vierde Ver-
ss veiling kruipen zy wat dieper in de Aarde,
„ en veranderen in een Pop, waar uit wat
„ vroeger of laater, naar de gefteldheid van
„ het We e r , hoewel nog in ’t zelfde Jaar,
„ een Torretje voortkomt, ’s Winters onthou-
„ den zy zig in de Grond” . Volgens zyne
Afbeelding is de grootte omtrent als de Nagel
van een Pink»
( 12) Doodgraaver die zwart is, met de Dek-
fcbilden jlippelig en drie verbeven gladde
Streepen; bet Borftfcbild van voor en
gaaf.
In Sweeden komt deeze in de Boflchen voor,
hebbende het Borftfchild van vooren niet geknot
, maar vol rond, en een weinig bultig;
het geheele L y f met kleine uitgeholde Stippen
als befprengd, tuffchen de drie verheven
Streepen. Men hadt hem ook tot dé Schildpadjes
t’huis gebragti Doktor S C o p o l i merkt
VII.
H oofdstuk.
aan, dat deeze Streepen niet doorloopen tot
aan de tip, en dat deeze Tor zeer gemeen is
in Katniolie.
De Heer G eoffroy een nieuw Geflagt
gemaakt hebbende, dat zo wel de Dekfchil-
den als het Bordduk gezoomd heeft, en waar
aan hy* om dat dit laatfte zo zeer naar een
Schild of Rondas der Ouden gelykt, den naam
van Peltis, in ’t Franfch Bouclier, toe.eigent;
heeft daar toe deeze en de volgende Soort betrokken.
De Kenmerken daar van, zegt h y ,
beftaan in de eerde plaats daar in, dat zy de
Sprieten allengs naar ’t end toe verdikkende
hebben, en tevens doorbladerig o f fatnenge-
fteld uit dwarfe Plaatjes, die in ’t midden als
aan een Pen gedoken of aan een Draad gereegen
( n ) Silpha atra , Elytris lubpun&aris: 1 ineis elevatis tribus
Ixvibus; Clypeo antice integto. Faun. Suec, 38J.
I. Deel. IX. stuk.
XII.
Atratas
Geheel
awarte.