O
* > zynen oorlprong zal hebben van de ge»
IV# L’ daance of figuur des Lyfs in de Torren,, ’t
Hoofd, welk zekerlyk immer zo veel, ja meer overeen»
*z1IÏKvn .komft raec een Kan of Kruik heeft, dan een
stuKj u. Klopper aan de Deur, dien men ook Cantham
noemde (*). *
Duifierer is ’t , of by de Israëlieten, van
ouds, de Torren bekend zyn geweelt en wel-'
ken Naam die in ’t Hebrecuwsch gehad heb*
ben. Men wil wel dat het Woord Cbargool of
Hei]gel een Tor betekene (■ f); doch dan zou»
den de Torren aan de Israëlieten tot Spyze
zyn toegeftaan geweelt, niet alleen, maar zy
moeiten ook kunnen fpringen, ’t welk alleen
aan fommige Torren eigen is, enz. Men vindt,
naamelyk, onder het Kruipend Gevogelte, dat
op vier Voeten gaat, en boven aan ayne Voeten
Schenkelen h e e ft, om daar mede op de
Aarde te Ipnngen , behalve de Sprinkhaanen
nog drie andere Dieren begreepen, waar van
in de Dortfche Overzetting van den Bybel dc
Naamen onvertaald gelaten zyn (§). Dat daar
omtrent een groote duilterheid plaats hebbe,
blykt uit de. wydloopige redeneering van de
Thalmudilten over deeze Text. Anderen hebbent
(*) F A E R r Thefaurus & Lexica.
( t ) E U X T O R F Lexicon Hebr. in Charag.
($) Levit. XI. v. 22. Van die zult gy deeze eeten: dan
Sprinkhaan na zynen aett, ende den Solham na zynen aert,
«nde den Hargol na zynen aert, ende den. Hagab na zynen
aert.
benze vertaald, doch op een verfchillcnde wyze
die weinig Licht aan de Zaak geeft, en tegen»
firydigheden lchynt in te fluiten (_*),
By de Egyptenaaren, ondertuflehen, waren
de Torren niet onbekend: zy hadden ’er drie
foorten van , zo men verhaalt, waar onder
^een met twee Hoornen, een andere foort één-
hoornig. Men heeftze van ouds tot Zinnebeelden
gebruikt van verfcheide Zaaken, doch inzonderheid
van den veragtelykften Staat, die op
den Aardbodem te vinden is» Dus vergelykt
A mb r o s i u s den Heyland, aan het Kruis han.
gende, by een Tor ( f ) : C h r y s o s t o m u s
de Lafteraars by Torren, als Vuiligheid in den
Mond
(*) eemgen neemt men het voor Vliegend viervoetig
Gedierte dat niet Ipringt, gelyk in Bibl. Junii 'Z'reraellii ,
alwaar voorts gezegd wordt.- Exillis comedetis ißa, Locußamfy
Bombycem fy Cantharum £y Cicadam [fingula] fecundum fpeciem
fuam. De Vulgata zegt: Brucus in genere fuo, & Atthacus
atque Ophiomachus, atque Lacufla. Atthacus zou, voigens
de Kanttekening, een Tor zyn; en Hargol neemt men daar
voor een Sprinkhaan, die met Slangen vegt. J o h a n n e s
de Dooper at Sprinkhaanen en zy worden nog heden van de
Arabieren gegeten; doch van de Torren is my dit niet bekend.
( t ) Denique licet in Cruce erat Dominus Jefus, fupra Cru~
cem tarnen Regia, majeßate [mtebat. Vermis in Cruce : Scara-
baas in Cruce. Et bonus Virmis qui haßt in Ligno : bonus
Sc ar ab aus qui clamavit e Ligno. Clamavit quafi Sc ar ab aus :
Deus, Deus meus, refpice in me, quqre me dereliquißi. Bonus
Sc ar ab aus qui de ßercore erigit pauperem. Het Woord, naa-
melyk;, dat in de Plalmen gebruikt wordt, om den vernederde»
ßaat des Heilands af te beelden: Ik. ben een Worm en gem
Jüan ; kan, zo men meent, ook een Tot betekenen.
h DEEL. IX. STUK. t j j
. IV-
Hoofdstuk.
Zinnebeelden.