Apdee 'f * 2) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden
]X, * bleek geel beeft , met dertien zwarte Stip.
Hoofd- pen.
STUK.
'r^cim. Het laatftgemelde heeft ook plaats in deeze
Meierden ^oorc3 die °P de zelfde plaatfen voorkomt,
stippen, en van middelmaatige grootte is. Men heefc
ze in Deenemarken gevonden op de Mieredik-
Bladen. Ook is dit Beertje in Karniolie waargenomen.
Omftreeks Parys vindt men ’er twee
aanmerkelyke Verfcheidenheden van , volgens
G e o f f r o y ; waar van de eene het Borftrtuk
geel bont, de andere hetzelve rood, met zwart
gebandeerd heeft (*).
Deeze Lievenheers Haantjes, evenwel, hadden
de Dekfchilden rood, en Doktor Sc o po l
i getuigt, dat hy die met dertien Stippen
nooit geel gezien hadt: des daar omtrent een
aanmerkelyke Verfcheidenheid fchynt plaats te
hebben in byzondere deelen van Europa; ten
ware het een Drukfeil zyn mogt; want in de
befchryving der Sweedfche Dieren worden de
Dekfchilden rood gezegd te zyn. In de Ver-
handelingen der Akademie van Upfal zyn ’er
maar twaalf Stippen aan toegefchreeven.
XIII.
Quatuórde- (13 ) Lievenheers Haantje dat de Dekfchilden
ttm-funUata.
geel
Met Veertien . .
Stippen. v11' Coecinella Coleaptus luteis, purnSHs nigris tredecim.
Faun. Suec. 39$.
(13) Coccinella Coleoptris flavis, pun&is nigris j quatuor-
decim, quibusdam contiguis. Faun. Suec. 396.
(* ) Hifi. des. Inf, env. P a r is . Tom. I. p. 323, jzvj.
geel beeft, met veertien zwarte Stippen, Afv*eu
waar van eenigen aan elkander raaken. jx.
Hoofd-
Deeze Soort is in Schónen, aan de Zond, stuk.
gevonden door D, L e c h e , en M uller
heeft dezelve ook, by Koppenhagen, op het
Veld ontdekt. Men moert dezelve onder de
kleinen tellen van dit Geflagt. Op ieder Dek-
fchild waren twee paar langwerpige Stippen,
door een zwarte Naad overlangs verdeeld, aan
welke een Vierkantige Vlak vaft was op het
midden van ieder Dekfchild, en vervolgens een
andere, met de tegenoverftaande in de geftalte
van een Driehoek famengegroeid, De Stippen
aan het end der Dekfchilden waren ook aan de
overlangfe Naad paaiende. Het Borftrtuk hadt
van agteren een groote zwarte Vlak.
De Heer Geoffroy, die dit Beertje in
Vrankryk nagenoeg zo groot vondt als het roo-
de Lievenheers Haantje met twee zwarte Stippen
, noemt hetzelve Scbaakbordagtig (* ), en
zegt, dat het zeer gemeen is op de Velden en
in de Tuinen. Het hééft den Kop, zo wel als
het Borftrtuk, dat van agteren zwart is, geel.
Op ieder Dekfchild zyn zeven Vierkante zwarte
Stippen, en bovendien maakt de famenvoe-
ging der Dekfchilden een overlangfe zwarte
ftreep.
Veel verandering, voegt hy ’er by , heeft in verfdieijjjdenheden.
(*) Coccinelle a 1'echiquier. ibid. pag. 32*.
I, Deel. IX. Stuk. Aa 3