A fdeel.
IV.
Hoofd.
stuk.
ii.
■ A if^eott.
Vliegende
Stier.
H. LXXI.
(a) Tor die twee Hoorens op het BorJift.uk
heeft, op den Kop een drietandigen Hoorn,
aan ’t end gegaffeld.
Gelyk L i n NjEüs den voorgaanden Hercules
genoemd hadt, wegens de Knodsagtigheid moog-
lyk van den Hoorn, of wegens de Sterkte; zo
noemt hy deezen AEtceon, om dat die als twee
korte Hoorens op ’t Voorhoofd fchynt- te draa*
gen. De Fabel van Adteon, een Jaager, die van
wegen zyn nieuwsgierigheid, om Diana naakt
met haare Nymphen zig baadende te willen be-
fchouwen, in een Hert veranderd en toen door
zyn eigen Honden verfcheurd werdt, is wereldkundig
; doch de toepaffing een wéinig duister:
dewyl de Hoornen van deezen Tor veel
minder naar Hertshoornen gelyken, dan die van
’c Vliegend Hert. Wegens de geftalte en grootte
wordt hy, gevoeglyk, de Vliegende Taurus
o f Stier getyteld.
Niet de voorgaande, gelyk R oes e l wil,
maar deeze fchynt het te zyn, dien M a r c *
g r a a f , in zyne befchryving der Natuur-
lyke Hiftorie van Bralil, Enena van de Ame-
rikaanen zegt genoemd te worden. Mqn heeft
hem, zonder twyffel, bedoeld met de Afbeelding,
(2) Scarabsras Thorace bïcorni; Capitis Cormi tridentato,
apice bifido. Muf. L o u i s * D u i i c a . M a r c g r .
Eraf. 24.fi. Enena. Olear. Muf. T. ifi. f. a. M e r . Sur. T.
72. R o e s . Inf T. IJ. T. A. f. 2. HOEFN. Pitl. I. T.
j. in medio. SWAm m . Bibl. T. 3c. f." 4.
ding, welke J o h n s t o n geeft van den eer.
ften Neushoorn, daar de befchryving den voorgaanden
fchynt aan te duiden. Ook wordt hy
vry duidelyk gemeend met de aangehaalde A fbeelding
by Sw a m m e r d a m , hoewel die
ook zeer onvolkomen is. In naauwkeurigheid
munt de Figuur van R oes e l uit. De onze
is naar een Voorwerp , dat de gedagte Heer
S e pp bezit, gemaakt.
Deeze Tor is wel zo groot en breeder van
L y f dan de Vliegende Eenhoorn, doch het
Borftftuk en deszelfs' Hoornen loopen zo ver
niet uit. Het Agterlyf heeft de langte van
ruim twee en de breedte van twee Duimen.
De bovenfte Hoorens zyn maar een half
Duim lang: doch de onderfte is Snuitagtig uit*
fteekende en maakt dat de To r, juiffc als die
van R oes e l , de langte van vier Atnfterdam-
fe Duimen heeft, van ’t end des Agterlyfs tot
aan het uiterfte van den Snuit. Men vindt het
Borftftuk, zo wel als ’t Agterlyf, rondom bezet
met een fyne Wolligheid o f Pool vsb geelagtig
roode Haairtjes. De Haakige puntjes, die
onder aan de Schenkels van de Torren zig bevinden
, zyn in deeze gropte Soorten zeer kenbaar.
Men fchynt ’er in ’t Kabinet der Koning-
lyke Sociëteit van Londen een gehad te heb?
ben, die wat grooter was, als zynde, volgens
G r e w , vyf Duim lang. R oes e l had ’er
een prefentj ontvangen, die een weinig klein-
der was. De Kleur is donker Kaftanjebruin.
P eel. IX. Stuk, K J Ik
V.
A fdeel.
IV.
Hoofdstuk.