V .
Afdeel.
X.
H oofd
STUK.
Blaauw
der Wilgen.
Goudhaantjes, welke hy noemt het UaauviH
der Wilgen, om dat men het zo wel daar op
als op de Berken vindt, zynde de langte maar
anderhalf o f twee Liniën. Zie hier wat hy
daar van zegt ( f ) .
,, Het Masker, dat dit Infekt voortbrengt,
„ gelykt veel naar die der Lievenheers Haant-
, , jes. Op ieder van deszelfs Ringen is een
„ Band van kleine Puntjes, die dit Wormpje
,, zig als ftekelig doen vertoonen. Wanneer
, , men deeze Puntjes met het Vergrootglas on-
,, derzoekt, wordt men gewaar ,• dat zy aan het
„ end een weinig Haairig zyn, en eenig Vogt
„ uitgeeven. Dikwils vindt men de Bladen
,, van de Wilgen en der Berkeboomen, van
„ onderen, geheel beladen met zulke kleine
, , Wormpjes, welke het Sappige der Bladen
„ afknaagen, zonder het Vezelagtige of boven-
„ fte Vliesje aan te tallen. Tegen de Veran-
„ deriDg hechten zy zig ftyf aan het Blad met
,, het agter-end vanhunLyf, en blyven onbev
, , weeglyk en als rond gemaakt, geduurende
,, den tyd van veertien Dagen: na verloop
,, van welken de Huid van die foort van Pop of
„ Paapje, by het Borftftuk, open fplyt, en
,, men ziet daar het volmaakte Infekt of Goud-
„ haantje uitkomen. Hetzelve is taamelyk
,, rond, van Purperkleur naar het Violet trek--
,j kende, fomtyds blaauw- o f groenagtig, zel-
,, den
( ’ } liid. pag. Z64.
„ den zwart: want in de Kleur heerfcht eén V.
„ groote Verfcheidenheid.- De K op, het Borft* x>
, ftuk en de Dekfchilden, zyn met oneindig Hoofdveel
kleine Putjes bezet, die, met het Ver- STÜK*
„ grootglas befchouwd zynde , op de Dek-
„ fchilden vry regelmaatige Streepen fchynen
„ te maaken.”
Het Goudhaantje o f Eenkleurig Lievenheers
IlaantjÊ der Berken, ’t welk Doktor S c op o l 1
tot deze Soort betrekt, vondt hy de Dekfchilden
drie en-een halve Linie lang te hebben;
des het geheele Beeftje wel zo gróót zal zyn
geweeft als dat der Elzeboomen, naamelyk een
derde Duims lang en dus ruim de helft langer
dan het zo even gemelde. Dewyl hy ook daar
in de Dekfchilden niet geftreept vondt, maar
met • Putjes hier en daar verfpreid, op dezel-
ven: zal hy miiïchien het een voor ’t andere
genomen hebben. Mooglyk onthouden zyzig
ook onverfchillig op de £lze en Berkeboomen*
De Wieken waren, dat aanmerkelyk is , in ’c
zyne in ’t geheel niet rood (*).
(8) Goudhaantje dat Eyrond en Violet is,
met de Wieken rood. ' Aoodmskj*.
Deeze Kenmerken geeven genoegzaam reden
van den Bynaam, welken dit Beeftje voert,
dat van G e o f f r o y genoemd wordt het Violette
(*) Al« fine tubore. Entomtl. Carniol. p. 71, N. z z i.
( i ) Chryfomela ovata violacea, Alis rubris, Syfl. Nat. X.
I. Deel. 1JC. Stuk. C c