V. tyds kleiner, ja .fomtyds zo klein, dat zy naauw-
A fdeel. Xyks een Paar fchynen te kunnen maaken naet
Hoofd- <te Wyfjes. In de Spinnekoppen is dit zeer
sTUKi blykbaar, en men ziet fomtyds Mieren gepaard,
waar van de een naauwlyks een zesde deel der
grootte van de andere heeft,
De sprieten. Een ander verfchil, dat ruim zo kenuelyk is
in veele Infekten, bellaat in de Sprieten* Dee-
ze zyn doorgaans groóter in de Mannetjes, ge-
lyk zo zigtbaar in de Muggen blykt , en in
byna alle Infekten met Dekfchilden. In fom-
mige Nagtkapellen is -de onderfcheiding der
Sexe, door de Sprieten, nog duidelyker: de-
wyl de Mannetjes hunne Sprieten groot en zeer
fierlyk , als Pennevederen, gebaard hebben ,
o f gepluimd; terwyl de Sprieten der Wyfjes
zo fyn en kort gebaard zyn , dat zy dikwils zig
als enkele Draadjes vertoonen o f naauwlyks zigtbaar
zyn. In het grootfte getal der Nagt - Ka-
pellen, evenwel, heeft dit Kenmerk geen plaats:
zo min als in de Dag - Kapellen, en men onder-
fcheidt de Wyfjes , als gezegd is , door de
grootte van het Agterlyf.
De Hoornen. Een derde verfchil van Sexe, in zekere Infekten}
beftaat in de Hoornen op den Kop,welke
aan de Wyfjes fomtyds geheel ontbreeken ,
gelyk in de Eenhoornige of Rhinofter-Tor; of
maar een fbort van Knypers zyn , gelyk in
het Vliegend Hart. In alle de Bok-Torren zyn-
ook de Hoornen o f Voelers in de Mannetjes
veel langer dan in de Wyfjes» die wederom
door
door de grootte of dikte van haar L y f zeer ken- V.
baar zyn* A fdeel.
Nog een verfchil is ’e r , ’t welk ruim zo Hoofd-
blykbaar tot onderfcheiding der Sexe dient in stuk.
deeze Schepzelen. De Wyfjes, naamelyk, van j?°tVIeuge'
eenige Infekten , zyn in ’t geheel ongevleugeld.
In de meefte Rangen vindt men eenige Soorten
, die in dit Geval zyn. Onder de Schild*
vleugelige heeft de Wyfjes Glimworm geen W ieken
noch Schildagtige dekzels, daar het Mannetje
die Beiden heeft. De Halffchildige vertoonen
ons een dergelyk voorbeeld in de
Schildluizen. Onder de Kapellen vindt men
ook fommige Soorten, welker Wyfjes geen Wieken
hebben.
Alle deeze verfchillen, egter, behooren, z o De reddee-
veel wy weeten,niet eigentlyk tot de Voort-len’
teeling; zy zyn ook niet algemeen. De regte
onderfcheiding der Sexe bellaat in de Teeldee-
len, welke, gelyk wy gezegd hebben, vry ge-
woonelyk gepJaatfl zyn aan het uiterlle van ’t
Lyf. In de meefte Mannetjes Infekten doet
men, op het Agterlyf drukkende, door de Ope-
ning, die aan het end is, twee Deden uitkomen,
als Haaken gefatfoeneerd , die dikwils
bruin zyn, en taamelyk hard. Dan, by trappen
nog ftyver drukkende> gaan deze Haakjes
van elkander, ed men ziet, tuflehen beiden,
een langwerpig Deel verfchynen, ’t welk het
waare Teellid is. De eerften dienen ’t Infekt,
om zig te haaken aan het Wyfje , en, wan-
1. d eel , ix. stuk, B 4' neer