35° B E S C H R Y V I N G V A K
V. wyze paatjes a f , welken voor hetzelve van
vm .L’ öeen gebruik meer zyn. De P op, evenwel,
Hoofd- is niet minder gedoomd, dan het Masker o f
stuk. Wormpje was geweeft, maar de Doornen zyn
breeder en plat. Het Menfchelyke Aangezigt-
je ; met een Soort van Kapje overdekt, volgens
de Afbeelding van G o e d a a r t , heeft deeze
Heer Diet daar in kunnen vinden j hoewel zy
fomtyds, aan de Halskraag, eenige Vlakjes
heeft, die men voor Oogen en Mond zou kun»
nen neemeD. Het Schildpadje, ter wereld ko*
mende, is van boven fraay groen, doch wordt
vervolgens geelagtig: terwyl het L y f en dë
Pooten zwart blyven. Tuffchen de genen, die*
op de Artisjokken en Dittels leefden, nam hy
geen ander verfchil waar, dan in de grootte,
en hy hadt fomtyds Wyfjes gezien, zo klein
, als de Mannetjes»
Néiuio/a. ^ Schildpadje dat bleek gewolkt is van Kleun
Gewolkt.
Uit de Waarneemingen van den Heer R e a u .
m u r z o u men haafl mogen befluiten, datdee-
ze een enkele Verfcheidenheid was en geen ver»
fchillende Soort. L i n n ^ u s zegt thans wel,
dat men dit op de Diftelen vindt en het groene
Schildpadje op deKruiden met gekranfte Bloemen
*prtuiiia. * j doch dan is zyne aanhaaling van G o e d a a r t
regt
( i) Cal&Ia pallido-nebulofa. Syfi. Nat. X. Scarabsus minor
fordide fulvus. Faun. Sm , 378, G oe d , Inf. I. p. p<j.
T . 4.4.* S .A J . Inf. 8g,
p E S c h i l d p a d j e s . 351
regt tegenftrydig; die getuigt, dat het laatft- V.
gemelde voorkomt op de Meliflë, en het eerft
befchreevene op de Diftels. In de befchryving Hoofd.
der Sweedfche Dieren hadt zelfs onze Au» STÜK*
theur getwyfeld, of het verfchil van Kleur niet
maar een Kenmerk der Sexe ware: voegende
daar by, dat dit bleek gewolkte Schildpadje
zig in de Tuinen onthield op de Moeskruiden
en dergelyken*
De Heer G eof froy maakt van deeze ook
een byzondere Soort, onder den naam van bruin
Schildpadje, en betrekt daar toe, insgelyks,
dat InTekt, het welke van R a y genoemd wordt
Torretje dat vuil Goudgeel is, met eenige zwarte
Stippen en Vlakken hier en daar befprengd.
Geen ander verfchil, merkt hy aan, dat tuffchen
’t zelve en ’t voorgaande z y , dan in de Kleur,
zo even gemeld. Hy heeft evenwel deeze
bruine Schildpadjes ter langte van twee o f drie
Liniën, en dus veel grooter dan de groene,
doch op de zelfde Planten, waargenomen (*>
’t Is zonderling dat men, in Sweeden, de tweede
Soort half zo groot vondt als de eerfte
(3) Schildpadje dat graauw is, met een zeer m.
blinkende blaauwe Streep op de Dekfcbil- sieriyk’.
den.
Men
(*) Hifi. des Inf. env. Paris. Tom. I. p. 313»
Faun. Suecic. Ed. I. p. 139.
(3) Caffida grifea, Elytiis liiiea ccerulei nitidüEfflè, Syfi,
Nat. X.