V. Onder de genen, die hun Voedzel neemeiï
Afdeel. van pjantgewaflen , booren fommigen in den
Hoofd» Grond , om Wortelen af te knaagen ; waar
stok. door zy dikwils , in de Tuinen, veel fchade
waffein*^* doen. Dus kunnen de Wonnen van Kevers,
by de Tuinlieden onder den naam van Witte
Worm bekend, in korten tyd een geheelen
Moeshof vernielen, wanneer zy menigvuldig
zyn. De Molkrekel doet in de Bedden ook
veel nadeel, gelyk veele andere Infekten, Het
Voedzel van eenige anderen is drooger en harder
: zy booren door ’t Hout heen , knaagen het
zelve fyn, en voeden zig met de brokjes of
met het Meel daar van gemaakt. Dit doen ver-
fcheide Wormen van Torretjes, inzonderheid
die welke het Hout der Kabinetten, Tafels en
Stoelen, tot molfem maaken; ook tallen dus
de Wormen van het Vliegend Hart en anderen
de Boomen aan; om nu niet te fpreeken
van de Höutrups der Wilgen , door den kun-
digen Heer L y o n n Ie t zo kondig afgebeeld
en befchreeven. Die foort van Boomen zou,
wegens de zagtheid van haar Hout, aan der-
gelyke vernieling meer dan anderen fchynen
onderhevig te zyn, door veelerley Infekten;
doch men vindt deeze Rups ook in de EIze-,
Eiké, en miffehien ook in andere Boomen, De
meelle Rupfen voeden zig met de Bladen van
Planten, Heelters en Geboomte: maar zy doen
dit niet allen op de zelfde manier. Eenigen
eeten het Blad in zyn geheel o p , laatende al-
N leenleehlyk
de Ribben over; anderen kruipen tus-
fchen de Plaatjes , waar uit het Blad beftaat,
en verteeren de Sappige zelfllandigheid, zodat
zy daar van een niet onaartig Geraamte maaken.
Dikwils zyn deeze Infekten ook met de
Bladen niet te vrede., maar tallen de Bloemen
aan; anderen het Zaad, ch ’t is niet dan te
zeer bekend, wélk een nadeel door de Rupfen
, fomtyds, aan de Tuinen en Boomgaarden
toegebragt worde (* ),
Men weet, hoe een foort van zwarte Vliegen
menigmaal de Boomen , terwyl zy op ’t
heerlyklte in bloey liaan en een fehoonen Ooglt
belooven, doet misdraagen. Anderszins fchync
het nadeel, dat de Infekten, tot volmaaktheid
gekomen zynde, aan de Bloemen doen, niet
aanmerkelyk te zyn. De meelle Bloemen gee-
ven, uit zekere' Kliertjes, in het diepIte van
haar Kelk, een Vogt uit, dat Honigzoet is ,
en dat de Kapellen, o f ook de Torren, inzuigen
tot Voedzel of Lekkerny; doch waar van
deByën, Wespen en dergelyken, een Stoffebereiden
, die zo nuttig is voor den Menfeh, tö
weeten Honig en Wafch.
De Vrugten, eindelyk, van de Planten en
*t Geboomte, de Graanen en Peulvrugten, zyn
fiiet Voor de aanranding der Infekten befchut;
zy deelen met ons dit Voedzel en berooven óns
dik-
(*) Zicdien aangaande hét gene hier voor, Black. 3, van do
fchadelykheid der Infekten is gezegd.
t, Deel. IX. Stuk. D 2
} * ' '
V.
A fdeel.
I.
Hoofdstuk,