V.1
A fdeel.
I.
Hoofdstuk.
Voorttee-
Iing.
over men zig niet behoeft te verwonderen ,
wegens het groot getal van Eijeren, daar het
in de eerften mede beladen moet zyn. Men
vindt er veele Lugtgaatjes aan, als gezegd is ,
twee op ieder Ring, uitgenomen de agterften»
Ook hebben veele Infekten, aan ’t agter-end
o f aan t uiterfle van het L y f , hunne voor«
naamfte Wapenen, de Angels naamelyk, van
verfcheiderley figuur en gebruik : fbmmigen
zeer lpits en fcherp, anderen als een Zaag, anderen
als een Boor en van binnen hol. Dus dienen
ook dezelven aan iömmigen om zig te verdedigen
en te fteeken , gelyk in de Hommels
en Byën ; aan anderen om in de Planten o f Dieren
Openingen te maaken, gelyk fommige Wespen
doen, tot het leggen van haare Eyerenf
W y gaan over tot de Voortteeling ; waar
omtrent het denkbeeld der oude Wysgeeren ,
dat de Infekten uit Verrotting hunnen Ooriprong
hadden, en dus op een toevallige wyze geboren
werden , reeds overlang voor ongerymd
verklaard is, R h e d i , die vermaarde Italiaan,
was een der eerften door welken zulks bewee-
zen werdt, en met Proefneemingen aangetoond,
dat de Infekten, zo wel als alle andere Dieren,
door huns gelyken worden voortgebragt, en
dat daar toe de beide Sexea werden vereifcht.
Dus erkent men dan ook, hedendaags, dat’er,
onder alle Infekten, Mannetjes en Wyfjes zyn,
hoewel er , onder fbmmigen, ook gevonden
Worden, die men Hermapbrodieten noemen mag,
als
als tot geen van beide Sexen behoorende en V.
overzulks tot de Voortteeling onbekwaam. On- Afdeel»
der de Byën is dit zeer blykbaar; doch het kan, Hoofd.
zo min afs de zeldzaame Voortteeling, die door stuk,
fbmmigen aan de Plantluizen toegefchreeven
wordt, den algemeenen Regel niet om verre
ftootcn.
De Lighaamsdeelen, die de Mannetjes van K en tekens
de Wyfjes onderfcheiden, zyn van tweederley der Sexc*
foort: fommigen hebben geen betrekking tot
de Voortteeling en anderen zyn daar toe vol-
flrekt noodïg. Onder deeze laatflen zyn eenigen
uitwendig anderen inwendig : waar van ik de
eerften maar alleen befchryven zal, om dat de
katften een te fyne befchouwing en onderzoek
vereifchen.
De Liefhebbers weeten de Mannetjes der In*Greotte.
fekten dikwils van de Wyfjes te onderfcheiden
aan zekere uitwendige Kentekenen , die tot de
Voortteeling, eigentlyk gefproken, niet behoo-
ren: even als men dit ook bevindt in fommige
Viervoetige Dieren, en in ’t Menfchelyk ge-
fla g t: de Baard , by voorbeeld , der Mansper-
foonen, de Hoornen der Rammen, de Kuif der
Vogelen. Onder de Infekten i s , in de grootte
van het .geheele Diertje, of van deszelfs Ag-
terlyf in ’t byzonder, doorgaans een aanmerke-
lyk verfchil naar de Sexe; maar, terwyl, on-
.der de Viervoetige Dieren, de Mannetjes veelal
grooter zyn , heeft onder de Infekten juift
het tegendeel plaats. De Mannetjes zyn veel-
I, deel. ix. stuk. B 3 tyd&