X I .
Hoofd.
stuk.
kort naar de d ik te , hebbende een bruinen K o p ,
en aan den B e k twee N y p e r s , d ie , te famen
gevoegd z y n d e , een D rie h o e k formeeren, werkende
eveneens als de N yp e rs van eenige R u p -
fen. T e g e n ’t end van Augufrus vindt men
deeze Infekten meeft op dat K r u id , en ontdekt
dezelven d a a ra a n , dat de W o llig h e id , o p fom -
mige plaatfen, als afgefchooren i s ; zo dat de
V e z e le n der Bladen d ikw ils b lo o tleg g en . M e n
v in d t fomtyds maar één W o rm p je , fomtyds
drie o f v ie r b y elkander. Gemelde V e ze le n
z y n alsdan zw a rta g tig , niet alleen door u it -
d ro o g in g , maar inzonderheid door befmetting
met de vloeibaare uitwerpfelen van dit In le k c .
T o t de Verandering fpinnen deeze W o rm p je s
z ig een fraay T o n n e t je , dat E y ro o d is en wit«
agtig van K le u r , z o digt van geweefzel dat het
z ig als V lie s a g t ig vertoont. Sommigen maaken
’t ze lv e binnen het uitgeknaagde Blad z e l f ; anderen
hechten het aan de O p p e rv la k te , van
d it o f eenig ander Blad. V erfcheide van deez
e W o rm p je s hebben hunne T o n n e tje s zelfs
v a lt g em a a k t, zegt R e a u m u r , aan de W a n den
van het S u ik e rg la s , waar in ik ze h ield . T e n
einde'van zeven o f agt D a g e n , o f eerder z e lfs ,
kwam uit ieder Popje een T o r r e t je , ’t welk
z ig een uitgang baande door het lo s maaken
van een rond D e k z e lt je aan het T o n n e tje . H e t
was v r y lang van Pooten en V le u g e le n , ro nd -
agtig van L y f met een S n u it je : aan den B u ik
bruin en g la d , van boven H a a ir ig , met eene
wit*
witagtige W o llig h e id ; hebbende, z o o p h e tm id - V .
den van het L y f , als digt aan het agterfte, op
de D e k fc h ild e n , een rond zwart V la k je . Hoofd-
D e Afchgraauwe Kalander van het Speen- STÜK*
k ru id , welken de H e e r G e o f f r o y hier o p iancjert van
volgen la a t , was maar h a lf zo lang en op d c ^ P “ “-
D e k fch ild e n , die gellreept w a ren, getekend met
witte en bruine Stipjes. D it en ’t verfchil der
g ro o tte , toont genoegzaam , dat het een andere
Soort z y : g e ly k o o k d ie , welke maar eene
L in ie , o f een twaalfde D u im s , lang w a s , door
hem genaamd de Hartdraagende ( * ) , om dat
dezelve een witte V l a k , die eenigermaate de
figuur van een H a r t h e e f t , aanr ’ t bovenfte van
de Naad der D e k fch ild en draagt. L i n n a i o s
heeft dergelyke zwarte V la k , op een uitbeemfeh
O ly p h a n t je , waargenomen * : zo wel als dee- * Bladzij»,
z e witte in de voorgaande Soort.
( 2 8 ) O lyp h an tje met een lange S n u i t , de D e k - x x v n i. x J r 7 « Vittatus.
fch ild en w i t en geel gejtreept. j Gefnoerd.
In ’t W e r k van S l o a n e , d iedeezennoemt
O ly p h a n t -T o r met een lange neerwaards gekromde
S n u it , de D e k fch ild en bont met witte
en geele Banden ; is de langte omtrent een
D u im , en die der Sprieten een derde D u im s .
O p
(*) Le Charanfbn portq-eoeur de la Scïofiüaire. bl. 298.
(28) Curculio longiroftris, Elytris lineis albis lutcisque. Syft.
Nat. X. Scarabsus Curculio, proboscide longa deorlum arcu-
'ata, Elytris faseiis albis & luteis variegatis. SLOAN. Jat».
XI. p 210.
I. DEEL. IX. STUK. G g 3