V. Soort betrokken worden : de eene onder aan
Afdeel. jjet wederzyds, een witte Vlak heb-
H o o f d - bende, de andere de Naaden, zo die der Dek*
STUK’ fchilden met elkander, als met het Borftftuk,
rood. Deeze laatfte was driemaal zo groot als
de andere. * Men fcheen daar toe te kunnen be»
trekken een klein rondagtig Torretje van R a-
j u s , met den Hals langwerpig en de zwarte
Dekfchilden getekend met twee witte Stippen
( * ) : als ook dat Beeftje, ’t welk, in de Verhandelingen
der Akademie van Upfal, groote-
re , zwartagtige, Gyrims, was getyteld.
Bloem tor- De Heer G e o f f r o ï betrekt deeze Torretjes
tot een Geflagt, daar hy den naam van
Authrems aan toeeigent, om dat zy zulke beminnaars
der Bloemen zyn, daar menze dikwils
by duizenden op vindt, inzonderheid op die
der Kroontjes draagende Planten, en op zodanige
Bloemen , • die uit verfcheide Bloemtjes
zyn lamengefteld. Verfcheide Autheuren, zegt
h y , hebben deeze InfekteD met de Lievenheers-
Haantjes verward, naar welken zy fchynen te
gelyken door de geftalte van hun L y f , doch
waar van zy verfchillen, zo door het getal der
Leedjes, die ’er in de Voeten zyn, als door
de gedaante der Sprieten. Deeze zyn Knods-
agtig , dat i s , zy loopen dik aan ’t end, ’c
welk uit een enkel onverdeeld ftuk, dat een
weinig platagtig is, beftaat.' Dit Kenmerk zouze
( f) B .A J. Infeti. p. $$. N . 37,
ze naar de Torren fchynen te doen hellen, V.
doch die hebben het Knodsagtig end gekloofd, v
daar het in deeze Torretjes, volgens zyne Af- H o o f d -
beelding, zig ten minfte ook overdwars o f door- STÜK'
Bladerig vertoont. Bovendien zyn, in veele Torren,
de Sprieten geknakt, o f met een Knie ge-
boogen, en in deeze Bloemtorretjes loopen zy
regt.
De Wormpjes o f Maskers, Van deeze Infck-
ten, bewoonen, gelyk aan veele der Schild*
vleugeligen gemeen is, zulke zindelyke o f bevallige
plaatfen niet. Zy huisveften in het Lig-
haam of de deelen van doode Dieren, in half
verrotte Planten, en zy vernielen zelfs dikwils
de Verzamelingen van gedroogde Infekten, die
zy uitknaagen en tot Stof maaken. Daar is het,
dat zy haar Aas vinden, aaDgroeijen en de Ge-
ftaltewifieling ondergaan»
De eene Soort van Bloemtorretje by deezen pl. lxxiiï
Autheur, door hem het gcborduuvdc genaamd,
is ééne Linie of een twaalfde Duims laDg, en
byna Ovaal van figuur, gelyk de andere Soort,
die vry veel kleiner is, beiden zwart van Grond-
kleur, met Schubbetjes, die de marmering daar
op maaken, welke in de eerfte Soort, uit rood
en wit, op een zwarten Grond, is famenge-
fteld. Deeze heeft een witte Band en Stippen
op de Dekfchilden, de Naaden bruin; de andere,
van hem VAmourette genaamd , heeft de
Dekfchilden bruin * met drie gegolfde witte
Banden overdwars, en roodagtige daar tuflchen
in I . d e e l . IX . s t u k .