D e Goddelyke Wysheid heeft, oogfchynlyk om
den G e e ft, zo wel als ’t Lighaam van den Menfch,
onledig te houden , de Natuur der Schepfelen dermaa-
te orazwagteld, dat men, door verdere nafpooring,
t’elkens nog meer duifterheden ontdekt. Hierom is
het behulp van anderen in deezen dikwils noodig}
waar van ik my niet fchaam bediend te hebben;
want
Quis tot fujlineat quis tanta negotia Sfflus ?
E n , om byna met de Woorden van P l i n i u s ,
die door onzen Rid der, C a r . v o n L i n n é , aan^
gehaald zyn , te befluiten,
Jk verzoek dat de genen die dit Werk leezen,
Om dat zy ’er mooglyk veel veragtelyks in vinden
Niet alles dat ik bygebragt heb, voetjloots, verwerpen ,*
Devoyl in de befchouvaing der Natuur niets overtollig is.
M . H O U T T U Y N .
A m s t e r d am , Med. DeStor.
$i . July 1766.
INHOUD v a n d i t STUK
F X F D E A F D E E L I N G .
D e I N S E K T E N .
I. Hoofdst. De Eigenfchappen der Infeklen,
hunne Voortteeling, Verandering s/Gellalte-
wifleling, enz. Bladz. 1
|I. Hoofdst. De Rangfcbikking der Infekten en
verfcbeide denkbeelden, zo der Ouden als He-
dendaagfcben , daar omtrent. Order van
LiNNiEUS. Kenmerkender Geflagien. —- . 68
|II. Hoofdst. De Eigenfchappen der Schildvleu-
geligen in ’ / algemeen en derzelver Verdee-
----- 124
IV. Hoofdst. Befchryving van V Geflagt der
T o r r e n , waar in van veele Vreemde,
Ooft- en Weftindifche, gehoornde en ongehoornde
, als ook van de Rhinofter .en Meft.
Torren , de Molenaars o f Mey Kevers, de
bonte Duin-Kevers, de Gouden Torren, en
veele anderen, gefproken wordt. — ■ . 134
V. Hoofdst. Befchryving van ’r Geflagt der
T o r r e t j e s , waar onder eenigen, hunnen
Bynaam krygen van de Stoffen die zy knaagen
o f opvreet en, gelyk Spek*, Brood-, Hout- en
Huid o f Bont - Torretjes; anderen van het
Geluid dat zy tnaakev , als het Wandtik-
kertjo, o f van de plaats daar zy zig onthouden
, gelyk Bloem-Torretjes, o f van de Gefla
lte , gelyk Vloo-Torretjes, enz. —— 26 s
VI. Hoofdst. Befchryving van V Geflagt der
M e s t k e v e r t j e s , die men, wegens de
Kleur, ook wel zwarte Meft-Torren, en ,
zeer oneigen, Spek Kevers noemt. - , i i
VII. Hoofdst. Befchryving van ’ t Geflagt der
D o o d g r a a v e r s , dus wegens een byzon-
dere Eigenfchap , doch anders wegens de
plaats, waar op zy zig onthouden, gemeenlyk
Kreng-Torren o f Vulms-Torren getytcld: ___ 3I7
VIII- Hoofdst. Befchryving van ’t Geflagt der
S c h i l d p a d j e s , waar onder eenige Eeu-
ropifche, doch meeft Ooft- en Weftindifche
Infekten, dus wegens de Geflaite genaamd. 344
IK,