zes Pooten, die zeer kort zyn, duidclyk ge*
waar. Zy houden zig regt uitgeftrekt, en leggen
niet krom, gelyk de Kwatwormen doen,
en hun Lighaam is nagenoeg Rolrond, of naar
agteren verdunnende, niet met een Zak aan ’e
agterend (*). De Kop is Schulpagtig en gewapend
met fterke Nypers. V eelal zyn deeze Maskers
uit den geelen wit van Kleur, en zelfs
hoog geel of uit den bruinen. Zy onthouden
zig, gemeenlyk, in de Boomftammen , of in
ployt, waar van zy de zelfftandigheid uitknaa-
gen of tot poeijer vernaaien, maakende daarin
een Gat van grootte als hun Lyf.
Sommigen van deeze Houtwormen veranderen
in die zelfde Gaten, door hun geboord;
anderen kruipen in de Aarde. Het fcbynt dat
eenigen wel twee o f drie Jaaren leeven, eer
zy de Verandering ondergaan. Men kan hun
daartoe brengen , mids zulk een Houtworm in
het Glas of Potje, daar men hem in bewaart,
Spaantjes by zig geevende van Hout, dat hem
tot Voedzel ftrekt, of ook eenige kleverige
Aarde; waar van hy dan een Tonnetje, Pil of
Bal maakt, gelyk fommige Torren doen. De
Poppen der Bokken zyn kenbaar aan de knobbelige
Sprieten, die zjg aan haar duidelyk veiv
toonen.
Onder de Bok-Torren vindt men de aanzienlyk
Hier uit kan men met reden befluiten , darde Afbeeldingen
van de Wormen der Bokken. op Tgb, XCII. van, bet
jY. Deel van Scka , t\iet gcht zyn,
lykflen van alle SchilclvleugellgeMeklen. De
Geftalte is ontzaglyk zonder affchowlykheid: X1II#
de Kleur in veelen ongemeen fraay : fom- Hoofd.
inigen hebben een aangenaame Reuk, gelyk
deRoozebokjos, die daarom dus genoemd worden
: de grootte der Uitlandfchen is verbaa-
zende. Men vindt ’er, in de Verzameling van
P e t i v e r , een afgebeeld van tuflehen de vier
en vyfDuimen (* ) ,enSwAMMERDAM heeft
’er, onder anderen, twee gehad, waar van de
een over de vier en een half, de ander meer
dan twee Duim lang was (*). Ik ZWYS thans
van de verbaazende laDgte der Sprieten , in
fommigen, die, hoe langer, hoe meer hunnen
Kop verfieren.
Onder de tweeënvyfti\Soorten van dit Ge- soorten,
flagt, die de Heer L i n n ^ us opgeeft, zyn
wel de meeften Europeaanfche, doch veejen,
en dc voornaamften inzonderheid , Uitheem-
fche. Hy onderfcheidt hetzelve in vier Artikelen
/waarvan het eerfte de zodanigen bevat,
die aan het Borftftuk, op zyde, leweeglykc
Doornen hebben; het tweede de genen wier
Borftftuk op zyde met Tandjes is gezoomd; het
derde die, welker Börftftuk rond is, met wjle
Doornen op zyde gewapend; en het vierde zodanigen
wier Borftftuk rolrondagtig is en onge^oo^.
{*) De langte der Afbeelding van P e t i v e r , Tab.
XLVII. Fis- I- 1* eigentiyk vier en een halve Rynlandfche
'Duimen.
(I) Bybel der Natuur, ï. De e l , bl. zJJ.
j, deel. IX. Stuk, K k 5