V. Smaragden met een Glans van Brons o f glitn-
Afdeel. mencj geej Koper. Hierom hadt L in n .su s
Hoofd- hem ook, in de befchryving der Sweedfche
G, ü ü i e r e n , de glad Koperige Tor geheten, en
R a y noemt denzelven: Groote To r, met het
• L y f korter, de Vleugels en het Borftftuk met
een korftïg dekzel, van Kleur als glimmende
groene Zyde; waar van, inderdaad, deezeTor
nagenoeg den luider heeft. F r i s c h geeft ’er
eenyoudiglyk den naam aan van den groenen
Boom-Tor, of zogenaamde Goldkefer; deSma*
landers tytelen hem Guldjmed o f Goudfmid,
zegt onze Autheur.
De Heer G e o f f r o y , die hem PEmerau.*
dine noemt, en de langte geeft van drie vierden
Duims, merkt aan, dat de Worm de W or.
telen der Boomen en Planten aantaft, en dat
dè Tor gemeenlyk in de Tuinen op de Bloemen
gevonden wordt, inzonderheid op die der
Roozen en PeoDie. Ik hebze altoos meed ge*
vonden op de Pluis-Akeleyen, wanneer dezel-
ven in een Tuin zyn, o f anders op de witte
en Gelderfe Roozen; ook wel op de Vlier- en
Damad - Bloemen: want het fchynt dat zy de
welriekcndden beminnen. Op de Dekfchilden,
die groen en Bronsagtig glimmende zyn, ziet
men dikwils eenige witte Vlakken overdwars.
In Gedalte, voegt hy ’er by, gelykt deeze zeer
naar den Mey-Kever, die egter veel fmaller
is van L y f , en van agteren veel fpitfer, hebbende
ook dat Uitdek van vooren aan het Bord_
dulc
ftuk niet, ’t welk de Gouden Torrén van de V.
anderen onderfcheidt. Afdeel.
Omtrent de Voortteeling en Verandering van Hoqfd-
deeze Soort zal ik, dewyl die ongelyk minder GJJ^K^or
bekendis, wat omftandig zyn, en volgen d a a r verandering,
in de WaarneemiDgen van F r is c h » Het is
een der Pillen-Torren, cat is van de zodanigen,
wier Kwatworm, tot de Verandering, zig een
Tonnetje maakt van Aarde of iets Aardagtigs,
even als de Zwaluwen haare Neftjes bouwen.
Deeze Worm zoekt haar Voedzel in de Aarde
en wordt veel gevonden daar men ’t Onkruid
in de Tuinen by een fchYaapt, of aan een hoop
laat leggen te rotten. Zo lang het een witte,
dikke Worm is, knaagt hy allerley Wortelen,
onder de Aarde, weg. De Kop is gëel, gelyk
ook de zes Pooten ; het overige wit, en de
Z a k , waar in de half en geheel verteerde Spy,
ze is vervat, blinkt zwartagtig door. De Kny-
pers aan den Bek zyn krom en zwart, met
twee Tanden en kleine Voelertjes of Proevert-
jes daar aan, die mede open en toe gaan. De
Snuit, dien de Worm uit kan fchuiven, heeft
wederom twee byzoDdere Sprietjes. De Voeten
beflaan ieder uit vyf Eyronde Leden, waar
van het uiterfte een ftompe Spits is, met twee
Haakige klaauwtjes. Die van het voorde Paar
zyn de kortften en de anderen worden allengs
langer. Aan het L y f zyn , wederzyds, tien
uitpuilingen, en daar op tien geele Vlakjes,
dat de Lugtftippen zullen zyn, en tuflehen ie-
; J. Deel. ix. Stuk. der