V.
A fdeel.
III.
Hoofdstuk.
eenigermate bruin: men ontdekt ’er twee groote
Oogen aan, en taamelyk fterke Knypers, welken
hetzelve ten uiterfte noodig heeft, om
dat het, onder deeze gedaante, het meeft eet.
Ook is het dikwils met twee korte Sprietjes
voorzien’, doch grootelyks verfchillende van
de genen, welken het Infekt, in zyn (laat van
Volmaaktheid , moet hebben. Voorts, is het
L y f zeer week, veeltyds witagtig, een weinig
uit den geelen , rooden of blaauwen, en
uit verfcheideRingen, gemeenelyk uit dertien,
famengefteld (*). In de eerften van deeze Ringen
zyn de Pooten van den Kwatworm ingeplant.
Deeze Wormen hebben de Lugtftippen zeer
blykbaar, ten getale van agttien, negen aan
ieder zyde. Men neemt ’er doorgaans twee
waar. op den eerflen Ring, die onmiddelyk aan
den Kop volgt; de tweede en derde Ring hebben
’er geene, maar alle de anderen ieder twee,
uitgenomen de twee laatften. De twee Stippen
van den eerften Ring komen overeen met
de genen, die in ’t vervolg aan het Borftftuk van
het
(*) Pater F i ü i L L e E vondt in ieder Bloem van zekere Plant
gemeenlyk Contrahierba genaamd in Chili, welke men om
Geel te Verwen gebruikt, met het Mikroskoop een zeet
klein hoogrood Wormpje, dat hy afbeeldt, fcherp van Kop,
met twee Oogen en elf Ringen, zynde waarichynlyk ook
het Masker ge weeft van een Torretje of Schild vleugelig Infekt.
De Plant wordt van hem genoemd Eupatorioides.
Zie zyne Obferv. Phyfiq. Matb. Botaniques. Tom. III.
Paris. 1715. Kift, des Plantes. pag. is , 13. pl, XIV.
het volmaakte Infekt zullen .zyn : de genen,
die op de agt andere Ringen zyn, moeten de
Stippen van het Agterlyf, t’zyner tyd , uit-
maaken.'
Hoe log en traag de Kwatwormen dikwils
voorkomen, zy eeten en verflinden zeer veel.
Men heeft ’er evenwel die werkzaam zyn: de
zodanigen, inzonderheid, die in ’c Water lee-
ven. Deeze laatften loopen en zwemmen vlug,
’t gene hun noodig was om hunne Prooy te betrappen
en andere Infekten te vatten, welke
hun tot Aas ftrekken: terwyl de eerften, diet
Wortels of Beeftjes en- Drek of andere Vuiligheden
eeten, doorgaans in ’t midden van het
Voedzel, ’t welk voor hun gefchiktis, en daar
zy in ter Wereld komen, zig blyven onthouden.
Alle deeze Maskers verwiflelen menigmaal
van Huid, en blyven onder die gedaante meer
óf minder tyd. Men heeft waargenomen, dat
de Kwatwormen van eenige Torren drie'volle
Jaaren in die Staat blyven,' veranderende niet
dan op het vierde Jaar. Deeze tyd daarzyRde,
verlaaten zy hunne laatfte Pluid , en vertoonen
zig in de Geftalte van een Pop , van de foort
der genen , waar in alle Deelen van het Infekt,
dat ’er uit moet komen, duidelyk zigebaar zyn.
Men kan deszelfs Voor- en Agterlyf, den Kop,
de Sprieten, Oogen, Pooten , en alles, duidelyk
onderfcheiden, De Wieken alleen, en
• derzelverDekfchilden, zyn kort in elkander ge-
I. Deel. IX. stuk. J 2 fom-
III.
Hoofdstuk.
Verandering
in Poppen,