v.
A fdeel.
XII.
Hoofdstuk.
waar van hetjde Eerfte, grootfte en fraaiftè
Soort uitmaakt, onder den naatn van ruigbaai-
rig hemelfchblaau'w, met rooie bandeenden. De
tuffchenruimte van het rood fchynt fomtyds
helderer, fomtyds donkerer. blaauw, Violet,
en zelfs zwartagtig te zyn (*>
Dit Torretje weet dat ’er Metzelaar-Byën
zyn, vervolgt R e a um u r , en het weet dat de
Worm, die uit het Ey zal voortkomen, welke
het gereed is te leggen, om in ’t vervolg een
Tor te worden, noodig heeft geplaatfl: te zyn
in een Celletje, door een van deeze Vliegen
gemaakt: het weet, eindelyk, dat, om het
Eytje daar in te kunnen leggen, het oogenblik
moet waargenomen worden, wanneer de Met-
zelaar is uitgegaan, om Kalk en Steen te haaien
o f Voorraad op te doen van Levensmiddelen.
De Heer d d H a m e l heeft waargenomen,
dat, wanneer het Celletje aan deeze By
genoegzaame ruimte geeft, om daar in te kunnen
huisveften, dezelve de Nagt daarin doorbrengt
, met den Kop nederwaards gekeerd.
Zou dezelve niet veeleer daar blyven , om te
beletten, dat eenig ander Infekt zyne Eyeren
daar in kwam te leggen , dan om zig een Logi
(* ) Gemelde Heer Hemt daar omtrent niet met zig zelf
overeen; alzo by het In de Tytel noemt Clerus nigro Viola-
ceus, &c. , en in de Befchryving zegt, dat de Dekfchjlden ,
zo wel al* ’t Borftftuk, d’un beau bleu brillant zyn. Tom, I»
p. 30+, Hy geeft 'er de langte aan van ean half Duim,
gïment te bezorgen, . gemakjcclyker dan dat W
van het Gat des Muurs* waar in zy zig, op A*“ “ -
andere tyden, te vrede houdt. Hoofd.
Als de roode Worm zig tot de Verandering *TUK*
fchikt, maakt hy een afgefchcoten plaats in het v^ radneneriUfi
Celletje daar hy zig in bevindt, door middelWorm‘
van een plat, wel uitgefpannen Do ek, dat de
dikte en ftyfté heeft van Parkement, en vaü
een heldere Koffykleur is. Met Zyde, van
die zelfde Kleur, bekleedt hy de Wanden van
het Logiment, waar in hy zig bepaald heeft.
Ik heb ten uiterfte verbaasd geftaan over den
fyd j dien een van deeze Wormen by my
doorbragt, voorenaleer hy de laatfte Verandering
onderging. Het was niet, dan ten einde
van omtrent drie Jaaren, dat hy zig onder de
gedaante van een Torretje vertoonde. Ik zoii
daar uit nogthans niet befluiten durven, dat de
volmaakte Verandering van deeze Wormen
hooit dan in zo lang een tyd gefchiede; al
wift ik niet, dat S w A M m e r d a M 'er èen gehad
heeft, die veel fchielyker de Verandering
onderging. Het gene ik , voqjheen, aangaande
de middelen tot verlanging én verkorting
van het Leven der Infekten verhaald heb,
toont, dat deeze roode Worm vaü de genen
moet geweeft zyn, wier Leven verlangd was^
zo dra men weet, dat hy gehouden zy in een
Kamer zonder Vuur. Geduurende den Winter
is hy aldaar, mooglyk, wat warmer ge-
weell:, dan in het Steenen Neft aan den Muur;
I, De e l , IX. St u k . K k dóch