V.
A fdeel.
VII.
Hoofd*
stok.
in.
lïipunctata,
Met twee
Hippen,
I
IV .
Quadripunctata.
Met vier
flippen.
324 B e s c h r y v i n g v a n
Torren. Uit de aangehaalde Afbeelding van
F r i s c h blykt, dat dit zodanige Infekten waren
, als deeze Autheur met den naam van
Muskus-Kever bedoeld heeft. Men heeftze
weleer genoemd Torren der Krengen, en thans
wordenze, om die reden, in ’t algemeen Dood-
graavers geheten (*)♦
(3) Doodgraaver die langwerpig en zwart is,
met ééne roode Stip op ieder Dekfcbild.
Deeze , die in het Vleefeh en Spek huishoudt,
in ons Wereldsdeel, is voorheen tot
de Dermejles betrokken geweeft. Men vindtze,
volgens M ü l l e r , in de Keuken.
(4) Doodgraaver die langwerpig en zwart is,
met twee Roeflkleurige flippen op ieder
Dekfcbild.
Deeze was, in de befchryving der Sweed-
fche Dieren , voorgefteld onder den Geflagtnaam
Zie' aangaande dit alles een Omftandig Eerigt in liet
Vertoog over de Begraaving van de Mol, dat men in ’t Ne-
derduitlch vertaald vindt in het I. D e e l , der Uitgezogtt
Verhandelingen, bladz. 44, enz.
(3) Silpha oblonga nigra, Elytris fingulis purnfto unico ru-
bro. Syft, Nat. X. Dermeftes niger, Coleoptris punóHs rubris
binis. Faun. Suec. 363.
(4) Silpha oblonga nigra, Elytris pun&is duobus ferrugi-
neis. Syjl. Nat. X. Dermeftes niger, Coleoptris punótis rn-
bris'quaternis. Faun. Suec. 364. Scarabsus parvus luteomaculatiis,
Eïuca lagiaei*. r r i s c h I»/, ix. p, 3«. t, 19,
naam van Dermejles, hebbende op ieder Schild V.
twee roode Vlakken, die in ’t vierkant ge-
plaatft zyn. Het Diertje onthoudt zig in rot- H o o f d -
tige Boomen en Venfteren, zegt L i n n b u s . stuk.
Onder den naam van geel gevlakt Torretje uit
den Wol zweetende Worm, geeft F r i s c h van
deszelfs oorfprong het volgende Berigt.
„ Een Worm als een Piflebed, ongevaar wol ™cc.
,, drie Liniën of een vierde Duims lang entendeWoim*
„ twee Liniën breed, onthoudt zig op allerley
,, Boomen en dikwils op de LindeD. Dezelve
„ is van. den Aart der Wol zweetende; dat is
„ uit welker L y f , door alle Zweetgaatjes van
„ de Rug, lange Wollige Haairtjes uitgedree-
„ ven worden, waar in zy zig, ten tyde haa-
,, rer Geftaltewifleling , verbergen. Deeze
„ Wormpjes hebben wel reeds langagtige
„ Haairtjes op de tien Ringen van haar wit
„ Lyf,* doch, als zy willen veranderen, dat
,, in Juny gefchiedt, kruipen zy in een Hoek;
„ alwaar zy naauwlyks begonnen hebben ftil
„ te zitten, of dit Wollige Haair groeit tot
„ de Rug zo lang en dik uit, dat men niets
„ meer van den Worm kan zien. Al worden
„ zy geftoord, dan kruipen zy weder uit de
„ de W o l, en, zig op een andere plaats be-
,, geeven hebbende, zweeten zy op nieuws
„ andere Haairtjes uit. In deeze Wolligheid»
„ veranderen zy in een Torretje, dat van de
„ zelfde grootte is, en in July reeds te voor-
,, fchyn komt, zynde dof zwartbruin , en heb*
i . Deel. ix . Stuk. X 3 ,, ben