V.
A fdeel,
ill.
Hoofdstuk.
’t Boift-
ftiik.
De Pooien.
Het Agtei'
lyf.
Rang. Dus heeft dan ook de Heer L 1 n n je u s ,
Diet ten onregte, de gemelde Infekten, die als
een overgang tot de volgende maaken, in het
laatfte Geflagt van den Eerften Rang geplaatft.
Onder de Lighaamsdeelen is het BorJIJluk in
deeze Infekten zeer aanmerkelyk, als beftaan-
de uit een foort van Schulpagcige Ring, van
een enkel Stuk, hard en met een Lugtftip of
Gaatje op ieder zyde. In figuur ook verfchilt
dit Lïghaamsdeel grootelyks; zynde in fommi-
gcn breed, in anderen langwerpig, en in eenigen
met een rand gezoomd, die ’er een foort van
Geutje omheen maakt. Het heeft in eenige
Infekten flaauwe Bultjes, in anderen is het met
fcherpe Puntjes en Hoornen gewapend. Dés-
zelfs verfchillende figuur maakt fomtyds een
Kenmerk der Geflagten. Ook zyn,. aan het
Borftftuk, meeftal van onderen , twee Pooten
gehecht, die de Infekten van deezen Rang,
byna altemaal, zes in getal hebben, waarvan
zy om te loopen, doch fommige ook tot fprin-
gen gebruik maaken , gelyk de Krekels en
Sprinkhaanen. In de zodanigen zyn de twee
agterfte Pooten, ten dien einde, dikwils zeer
lang , dik en fterk ; vooral de Dye. Van de
genen die in’t Water leeven, hebben de meesten
eenige o f alle Pooten, en het onderfte of
den Voet in 5t byzonder, platagtig, met Haantjes
of als Gebaard, en dus tot zwemmen ge-
fchikt.
Het Agterlyf van deeze Infekten beftaat uit
ver«
Verlcheide harde Plaatjes, dikwils ten getale V.
van tien, die Ringen of halve Ringen maaken, A fdeel.
welke van onderen Scbulpagtig hard, van bo- Hoofd-
ven zagter zyn: maar het bovenfte zagtere ge- stuk»
deelte wordt befchuc door de Wieken en Dek-
fchilden, die hetzelve doorgaans op de Rug
bedekken. Langs het Agterlyf wordt men de
Lugtgaatjes gewaar, ten getale van zeftien,
agt aan ieder zyde, en twee op ieder Ring, uitgenomen
de twee agcerfteti, die ’er niet heb»
ben. Van de Dekfchilden hebben wy reeds
gefproken. Ik zal hier alleenlyk byvoegen,
dat men, tuflchen dezelven, by hunne aanhechting
aan het Borftftuk, voor aan de famen voeging
meeftal een driehoekig Stuk befpeurt, ’c
welk in eenigen grooter is, in anderen kleiner
; in betrekking tot de grootte van het L y f
aangemerkt zynde. Dit foort van Stuk, ’t welk
deAutheuren, niet oneigen, het Schildje noemen
, legt met het breede end naar vooren,
en met zyn punt agterwaards naarde Naad toe,
gelyk de famcnvoeging der Schilden op het L y f
genoemd wordt. . ®
Alle de Schildvleugelige .Infekten behocren De Ma*»
tot het getal der genen, die agtervolgelyk ver- as‘
fcheidene Veranderingen of Geftaltewiflelingen
ondergaan. Vooreerft: geen hunner is Jong-
werpende*: zv komen altemaal uit een Eitje * v™?*-
voort, onder de gedaante van een Masker,
Dit Masker, Kwatworm wegens de figuur genaamd
, heeft den Kop Schulpagtig , hard en
I. DEEL. IX. STUK. I CCnï