VI.
A f d e e l ,
X.
H oofds
t u k .
Soorten.
ï.
Umax
ater.
Zwarte
Slak.
tegen de Koorts toefchryven; noch ook van
de bereiding van een Vogt o f Olie, door afdruipen,
na dat de Slakken op een Teems met
Zout beftrooid zyn, uit dezelven vergaard: welke
dienstig zoude zyn als een Liniment tegen
het Voeteuvel. Weinig meer kragts ftel ik
in het W a te r , dat uit de Slakken wordt overgehaald,
o f ook in het gebruik van derzelver
Huisjes in Oogbettingen. Het is my genoeg,
aangetoond te hebben, dat deeze walgelyke
Dieren, van ouds tot heden, by fommigen in
gebruik geweest z y n , zo tot Spyze als tot Geneesmiddelen.
Thans gaa ik over tot de befchryving der
Soorten van Naakte Slakken , die door L in -
nalus agt worden opgegeven, onder welken
zeven Soorten zyn van Aardflakken en éene
Zee-Slak.
•
f i ) Aard-Slak, die zwart iï.
Onder de Aardflakken is deeze, volgens
L is t e r , een der grootften, en wordt de Zwarte
Slak genoemd, om dat hy boven op het
L y f geheel zwart is, doch aan den Buik wit-
agtig, een weinig naar het blaauwe trekkende.
Men vindt hem by A ld r o vand ü s afgebeeld.
CO Um a x ater. Syst. Nat. XII. Gen. 282. Faun. 5Suec.
co38. L ist. A n t i . 1 3 1 . Cochlea nuda tertia tota nigra. GesN.
Aquat. 2 5 4 . Llmax tota nigra. ALDR, Inf. 7®a.
beeld. Diepe, ongelyke Rimpels, die over- VI.
langs loopen, maaken de Nek en Staart ce -AFY El"
nigermaate ruuw. . Z y komen niet alleen in Hoofd-
Kelders, en andere doffe beflootene plaatfen, STUK*
maar ook in vogtige Weiden, in de Bosfchen,
zelfs op hooge Bergen, dikwils voor, en lee-
ven van veelerley Kruiden ; maakende een
groenen Afgang, wanneer zy groene, en een
bruinen, als z y dorre Bladen, o f dergelyke
dingen, eeten. In 5t Voorjaar vindt men de
Bij eren van deeze Slakken, fomtyds, een weinig
onder den Grond, als tot Klompjes fa-
mengehoopt: welke Eijeren bleekblaauw zyn,
omtrent van grootte als een Peperkoorntje,
Kogelrond, met een zagte Schors bekleed.
In het Agterlyf, van zulk een Slak, kan
men, hetzelve open fnydende, een grootte
menigte van Zilverkleurige vaten, die rondom
de Darmen loopen, waarneemen, zegt L ister,
overtreffende, in evenredigheid van omflag,
de Melkvaten van andere Dieren grootelyks,
en daar in tevens van die der Bloedryke Dieren
verfchillende, dat zy altoos vol van Melk-
vo g t, o f , ten minfte, daar door altoos zigt-
baar zyn. Waarfchynlyk zullen z y , voor
Bloed- Water - en Melkvaten, te gelyk, vei>
ftrekken. Het voorgemelde Schild op de Rug f zie
dat de Slakken eigen is, in veele honderden vanbladz‘ J47‘
deeze Slakken doorfnydende, hadt hy echter
nooit het gedagte Slakken-Steentje, dat in
apderen dikwils voorkomt, doch in fommigen