vt.
A f d e e l ,
X X V I .
H oofds
t u k ,
„ weinig breeder dan aan de Enden zyn , te-
„ gen de natuur der Polypen en andere Zee-
, , Sterren Aan alle Zyden , in ’t ron-
„ de, loopen ’er Straalen af, als in eene Ster;
„ te weeten gemeenlyk v y f o f ook meer, ja
, , fomtyds wel tien Takken o f Pooten, die
„ naauwlyks een Vinger lang zyn, en uit een
„ zelfde Stoffe beftaan, als het L y f , naame-
„ lyk noch uit Vleesch , noch Slym, noch
„ Graaten, noch Kraakbeen; dewyl zy niet
„ hard nog taay zyn , maar kunnen ligtelyk,
, , even als Brood, worden afgebroken. Het
„ fchynt, evenwel, dat eenige Soorten daar
, , van, meer dan anderen, eenigen trap van
„ taaiheid hebben; dewyl zy zig taamelyk
„ buigen laatem Z y zyn met eene Huid
„ overtoogen, dieWleeschkleurigof ook geei-
, , agtig is, en hebben van onderen een Wol-
„ lige" zelfftandigheid o f verzameling van
veele kleine ftyve Haairtjes, byna als Pluis,
„ waar mede men de Kleederen voert. In \
, middelpunt' van de Ster is eene Opening,
, en daar onder een Gat, naauwlyks zo
groot als een Schelling zynde. Hier kan
l, men zig voordellen dac de Mond en Maag
te zoeken zy . Van deeze Opening gaan
„ tot
(* ) Zodanig een ziet men ’ er, uit myne Verzameling, op
het midden van onze Plaat CXII1, hier kort na vo’gende ,
by groote verkleining afgebeeld : waar uit dan verder
blykt, dat zwarte Zee-Sterren, waar van HiPPock.vrES
fpreekt, niet zo ver te zoeken zyn.
„ tot in alle Takken o f Straalen eenige lang-
„ werpige Holligheden o f Spleeten, die ook x x v i . *
„ met een Wollige zelfffandigheid bezet zyn. Ho o f d *
„ Overal vertoonen zig veele kleine, op g e -STUK*
,, regelde ryën o f lynen verdeelde Knoppen ,
„ gelyk ook op deeze Knoppen zelf, in ecni-
,, ge Soorten, een ander klein Puntje o f ver-
„ heffing is. Dus is dat gene, ’t welk men
., Speeling der Natuur noemt, in deeze Soort
„ geheel van alle anderen onderfcheiden Zy
„ onthouden zig op Zandgronden, o f aan
„ de zyden der Klippen, alwaar zy als
,, Kruipende Dieren zig beweegeff kunnen,
j, en dienen deels aan zekere Visfchen, deels
,, aan de Strandmeeuwen o f andere Vogelen
„ tot Voedzel. Men z e g t, dat zy kleine
„ Mosfelen in ff ukken kunnen breeken, doch
,, dikwils komen haare Takken tusfchen de
, Schaalen in de klem, zo dat z y afgefneeden
en dus de Roovers zé lf beroofd wor-
4 den” .
De Mond dér Zee-Sterren, die altoos, om De Mond.
zo te fpreeken, in het middelpunt'geplaatst
i s ’, heeft, volgens L i n c k i u s , de volgende
Straft uur. De Lobben van het onder fte gedeelte
met fcherpe hoeken in het middelpunt
famcnloopende formeeren een Opening, welke
als in zo veele Lippen is gefpleeten. In
hit uïterfte van ieder Lip zyn eenige fcherpe
Tanden ingeplant, door welken het aangevatte
Aas wordt klein gefneeden. Van
E e 3 dee