VI.
A f d e e l ,
XXIII.
H oofds
t u k .
m.
RetuJ,«.
Stompe.
ledige S'cheeden gevonden, die van ver-
„ fchillende gedaante en grootte waren, doch
byna even zo breed: deeze fcheenen zo
wel met die, in de algemeene Geflalte,
,, overeen te komen, dat ik ze als byzon-
„ dere Soorten aanmerkte, en dus befchreef.
Clio met een groote famengedrukte Scheede.
Clio met een groote driehoekige Scheede.
„ De Scheeden van deeze twee Soorten
,, zyn redelyk groot, zelden korter dan een
,, Duim o f daar boven : zy zyn doorfchynen-
„ de als de anderen, en van een vaste zélf-
„ Handigheid” .
(3) Vlerkworm, met een driehoekige Scheede,
den Bek horizontaal.
Dit zal dan de laatstgemelde van Brown
zyn. LiNN-ffius hadt geen van allen gezien
en het geheele Geflagt van deezen Engelsch-
man ontleend, die maar ééne Soort in volkomenheid
fchynt gehad te hebben. Ook moeten
deeze Diertjes, wegens haare kleinheid, in
Zee niet gemakkelyk te vinden o f te vangen
en waar te neemen zyn.
X X IV . HOOFD-
(S) Clio Vagina triqueträ, Ore hoiifoatali. Brown. J*m,
p.386.
A f d e e l .
XXIV.
' X X IV . H O O F D S T U K . H oofd-
" r p STOK.
B e f c h r y v i n g v a n ’ t Geflagt d e r Z e e -K a t t e n ,
- w a a r o n d e r d i e m e n Polypusfes. n o e m t .
LiNNiEus heeft den naam van Sepia, die Naam.
aan een byzondere Soort toebehoort,
om de dubbelzinnigheid te vermyden, als een
Geflagtnaam gebruikt voor die: Zee ^.Schepzelen
in ’t algemeen, welke men van ouds Po-
lypusfen plagt te noemen. D ew y l, naamelyk,
de naam van P'olypus} tegenwoordig, ruim zo
gebruikelyk is voor die kleine Diertjes der
Zoete Wateren',, waar over T rembley een
geheel Werk. heeft gefchreeven, en die ver-'
volgens voorko'mep onder de Plantdieren,- z a
zou het verwarring hebben veroirzaakt, ii>.
dien hy hier den Geflagtnaam van Polypus had
gebruikt. Ik heb zyn E d ., derhalve, in deer.
zen nagevolgd en befchryf dus deeze Dieren
onder den naam van. Z e e -K a t t e n .
Dg Kenmerken zyn agt Armen, aan;de bin-Kenmer-
nenzyde befprengd met Napjes, behalve we l-ken‘
ken de meesten twee langere Voelers hebben,
die gefteeld zyn. Aan ’t end, tusfehen de
Armen, is een Hoornagtige Bek. De Oogen
Haan beneden de Voelers naar het Lighaani
to e , ’t welk \ le e z ig is , met eene Scheede,