” wanneer hun de beantwoording der eerde
X . * a» tegenwerping onder ’t Oog komt. Wel
H o o fd » u haast mogt ik onze zogenaamde verlichte
STüK* 5> Eeuw den tyd der tegenfpreeking noemen;
„ dewyl men het, in zaakeq van Proef-On-
„ der vinding zelfs , niet eens kan worden ,
„ zonder dat de één Ja z e g t , de ander Neen.
„ Wat zal men van Mesfen , en wel van
„ niet al te fcherpe Mesfen, en nog boven*
, , dien van langzaam fnyden zeggen? Zulks
„ heet, eigentlyk, alles in ’t werk te (lellen,
„ wat vereischt wordt om de Sneede te doen
5, mislukken. Ondertusfchen bevestigt dit Be-
„ rigt, toevalliger w y z e , deeze Stelling, dat,
„ wanneer de Kop en Hoorntjes niet geheel
3, en al, maar (legts ten deele, afgefneeden
„ z y n , hetzelve aan de weder te voorfchyn
„ komende Slak ook duidelyk te befpeuren
« z y ” *
Befluif. Een andere Tegenwerping ; hoe het ongelo
o f baar is , dat Slakken zonder Kop, waar
in de Deelen, tot het Leven zo hoognoodjg,
vervat zyn, zouden kunnen leeven en gezond
blyven, zonder eenige vermagering o f uictjee-
ring te ondergaan; wordt door den Pastoor
aldus beantwoord. „ Zo dra zig iets in de
„ Natuur, dat werkelyk plaats heeft, ver-
,, toont, zo moet een verdandig, eii op zy(|
„ Gevoelen, Weetenfchap o f Kennis, niet
„ verliefde Natuur-onderzoeker, de Hand qp
„ den Mond leggen, zig verwonderen, den
Schep-
ES
„ Schepper der Natuur aanbidden , en uit- vi.
,, roepen. Hoe meel is my , met al myne inge- Afdeel,
3, heelde JVeetenfchap, nog onbekend? Dus gaa ik
„ te werk omtrent nieuwe Ontdekkingen en s t u k .
,, Waarneemïngen in de Natuur, die van my
„ en anderen gefchied zyn” .
Doktor d e M u ral to heeft waargenomen,
dat, als men het Hart uit een Slak wegneemt,
dezelve doch niet oogenblikkelyk d e r ft, en
voegt daar b y , dat het Dier , aan Stukken
gefneeden zynde, nog een langen tyd leeft.
Schae f fer z e g t , dat door hem en - alle anderen,
dlie het onderzogt hebben, bevonden
z y , hoe de doorfnyding van een Slak, regt
in 't midden, doodelyk is. Dit zal , derhalven,
waarfchynlyk nog wel het beste Middel z y n ,
om dat Ongediert, het welk de Tuinlieden', in
lbmmige Jaaren, zo veel nadeel doet, en de
eelde Vrugten dermaate befchadigt, te vernielen.
Ik fpreek van de naakte Slakken: want
de Hoornflakken kunnen gemakkelyk op den
Grond aan dukken getreeden, en dus verpletterd
worden.
Hoe walgelyk het ook aan de meesten zal Gebruik -
voorkomen, kan ik echter niet naiaaten te mei- k e n f^ '
den, dat deeze Dieren in fommige Landen, en
in fommige omdandigheden, gezegd worden
aan de Menfchen tot Spyze te drekken ( * ) .
De
C*) Nostro tempore in Italia quovis fere Anni tempore
eduntur, zegt A l d r o v A n d u s . Belg* ur mdio, ab «ram
I. Deel. Xiv, S t u k . efa