m.
A f d e e l .
' IV.
Hoofd-
STUK.
óSee-Zaud-
U'orm.
der Golven fchynen verlooren te hebben. Men
kan uit zyne afbeelding, met de befchryving
famengevoegd, best van de Geftalte oordee-
len; doch de twee vergulde Haakjes aan het
voor-end en het byhangend Tongetje, benevens
de Prikkels aan het agter-end^toonen
genoegzaam, dat het D ie r , ’t welk ik op de
Verkooping der Naturaliën van wylen den
Heer Doktor J. A Schlosser onlangs gekogt
l^eb, en het welke in de Catalogus, onder
den ty te l, an Hirudinis fpscies, geplaatst w as,
niets anders dan deeze Z ee -Wo rm o f Lum-
bricus Echiurus van den Heer Pallas zy (* ) .
V . H O O F D -
(*) Op die zelfde Verkooping heb ik twee ftukken bekomen
van den Koornaairfteen , Lapis acerofus of Zeolithus,
daar de Heer Pa l l a s by aanhaaling van fpreekt in zyn Ele-
Kcbus Zouphytorura, p 358, om de Samenftelling van den
Zee-Oranje-Appel te verklaaren. ‘t Is te verwonderen, dat
wylen Doktor Schlosser , die de goedheid heeft gehad van
den Heer Boddaerts Vertaaling na te zien en te verbeteren ,
en hem de afbeeldingen uit de Philojlrans toe te zenden
(Voorrede p. XXIV), zyn Ed. niet erinnerd heeft, dat di»
Steen, waarvan hy de Stukken reeds in ’t Jaar 1765 prelent
bekomen hadt, iets weezentlyks ware: dan zou men 'er(Ayjt
der Plantdieren , bl. 445} geen ZooHthas o f Verfteende Deelen
van Dieren van gemaakt, en , als het wél was nagezien, ook
niet gefchreeven hebben, dat Bertrand meent, dat de Zee-
fchuimen (Alcytmia) uit den Steen van Bologne geboren worden;
wanneer PALLAS zegt. Unde hune forte talibus AIcyoniis
trtuin debere Juspicatur JBertrandus. Dit is immers regt het
tegendeel. De Heer Palla s verhaalt, hoe Ber tk an d van
vermoeden is , dat de Steen van Bologne (Lapis Bononienfis)
zvne afkomst van de Alcyonia heeft, en fielt zulks waar-
fchynlyk wegens de overeenkomstigheid der Beenvezelagtige
Struc*
d e B a n d w o r m e n . 67
VI.
A fdeel.
V. H O O F D S T U K . HJ ; „ .
STUK.
Be'chryving van 't Geflagt der B And wormen ,
tot welken de Leverwormen der Schaapen,
die men gemeenlyk Botjes noemt, zyn t’buis ge-
bragt.
Die Wormen, welken L in NuEüs onder den Naam.
Latynfchen naam Fasdola begrypt, kunnen
wy Bandwormen noemen, hoewel deeze be^
haamirtg niet zeer toepasfelyk fchynt te zyn op
de eerste Soort.
De Kenmerken beftaan in de platheid van hetKenmer-
. t i j ken.]
L y f , dat een Opemng aan t end en aan den
Buik heeft.
Drie Soorten zyn in dit Geflagt opgetekend, sowte*.
waar van dé eerste in de Lever der Schaapen
huisvest, en dezelven ongans maakt, de twee*
de in de Darmen der Menfchen, en de derde
in die van eenige Zee - Schepzelen.
CO Bandworm die bet Lyf ovaal beeft. i*.
fasdola
ÖpGöthland kwamen onzen Ridder, in Hét t év«*f**
E 2 Wa-
Struftuut. Sed utramqne paginaa. Ik Volg LtNNbEUS , zegt
de Heet BoddAERT, (btadz. 543) met myne Dietnaamen.
Het ware te wenfehen, dat hy den Heer Pa l l a s nader op de
hielen geyoigt, en deszelfs fchryven beter getragt had te vet*
ftaan.
( 1 ) Pasciola ovttta, It, Geth. 18a, s jo . F asm. Sok, zo7t»
LL