jj Buik 'uithing. Aan ’t end van den Nugteren
fbee . ^ Darm * kwam een vierde Gat voor, van
Hoofd- ,, byna gelyke grootte, dat ook een vierden
^jylnum” ^ orm bevatte, die taamelyk groot was, en
, , wonderiyk in elkander gedraaid; zo dat hy
, , volkomen een Strop maakte. Buitendien
„ was boven in de Nugteren Darm een waare
t ^»ivujus }i Kink f ,'v a n aanzienlyke grootte, doordien
, , een gedeelte van den Darm nederwaards in
, , de holte gefchooten was, en tevens ge-in-
, , flammeerd. De Maag was ook, in het on»
„ derfte aan de flinkerzyde, van het midden
, , des bodems tot aan haar Mond, zeer ont-
„ ftoken, en dergelyke plaatfen meer kwamen
,, ’er in de Darmen voor (* ) .
Poodeiy- Hier uit blykt dan, in de eerfte plaats, dat
jjng. ~ het doorbooren zo wel de eigenfchap is van de
Menfchen - Wormen als van de Aardwormen:
ten anderen, hoe zy dus vry fchielyk, door
eene onvermydelyke Verrotting der Ingewanden,
de dood kunnen veroorzaaken. Voorts
geeft dit niet weinig opheldering aan ’t Geval
van Herodes A grippa, die van de Wormen gegeten
voierdt en den Geest gaf ( f ) : zonder dat
men
(*) fiisfert, de Vermibvs Intestinalibus» Lugd, Batav. 1753*
p- 60.
(f)Kni ynópttts ‘^fu^itHand.Xll.v, 2j.
l t arrofus a Vcrmibus aniraam exhalavit. Aldrov. Quod THEO-
PHRASTUs de Arbore dicit, yivtTctl Teinius
v eitit: V'rmkulis infestatur, id est: Verminofa fit , perforatur»
«xeditur a Vcrmibus.
men een tcgennatuurlyke verklaaring daar W
behoeve. 5 I.
Van deezen aart, nu, fchynt de Lintworm Hoofd*
zo zeer niet te zyn, en de Aarsmaden doen het stok.
meefte kwaad door Jeukt en Prikkeling^ Men
vindt, echter, wederom anderen, die niet
minde fchroomelyke Toevallen veroorzaaken,
gelyk die Draadagtig dunne W o rm * , wel- *F*n*
ke gezegd wordt in fommjge deelen van Swee-
den uit de Lugt te vallen op de Lighaamen van
Menfchen o f Dieren, dezelven in een oogen-
blik doorboorende en met de yzelykfte Pynen,
binnen een ^kwartier U urs, doende fterven.
Hier toe is ook de Guineefche Draakworm f
betrekkelyk, die in de Indiën aan de Menfchen
veel Ongemakken veroorzaakc en ver inboo-
ren moet cusfchen Vel en Vleesch, wegens zy*
ne ongemeenc langte. Hoe de Leverwormen
het Wolvee doen uitt.eeren en lterven , zullen
wy in ’t v e rv o lg be fchouwen.
Dat de Wormen, daar wy hier van fpree-1voohkc-
ken, niet op de wyze der Infekten eene Ge*
ftalte- wisfeling ondergaan, is zekefer dan de
manier van Voortteeling. De Öuden hebben
vry algemeen geloofd, dat de Verrotting W o r men
voortbragt , doch dit zouden dan meest
Maden en dergelyke Maskers van Torren o f
Vliegen z y n , die oogfchynlyk, uit zodanige
Diertjes o f derzelver Èijeren, gcbooren worden.
Hoe onwaarfehynelyk dat Gevoelen z y ,
vindt men doch onder de Hedendaagfchen, die
het