Afdeel ** tweeb°nderd in getal: z y fchieten, uitge-
*’'XVI. fttekt zynde, meer dan een Duim in lang-
Hoofd- Pt te over het L y f heen, en zyn van een
STÜiC* „ fchoone Zee - groene Kleur , uitgenomen
naar de enden toe, dieRopze-rood zyn. De
„ Sch yf is van de zelfde bruine Kleur als
„ het overige des Lighaams, en heeft in ’t
„ middelpunt den Mond van het Dier, zynde
„ een Opening van verfchillende grootte cn
„ gedaante”.
„ Twee verfcheidenheden van deeze Soort,
>, die my voorgekomen zyn, verfchillen maar
„ weinig van het reeds befchreeven Dier.
„ De Voelers van de eene zyn , in plaats
j, van groen, over ’t geheel van eene roode
„ Kleur, als die van Mahony - Hout. De an*
„ dere verfcheidenheid heeft bleek Aschkieu-
. >? rige Voelers, die met een fmalle witte ftreep,
„ la n g s haare Rug loopende, gemerkt zyn:
„ het Lighaam is van dergelyke Kaftanje-
j , bruine Kleur als dat der eerfte Soort, maat
„ de Groeven zyn niet verdeeld en het heeft,
„ rondom zyn bovenden Omtrek, geen ge-
„ tanden Rand.
zee-zon- De afbeelding vertoont dit Dier, zo als het
pl.'cix! bezig is een Zee - D.uizendbeen met eenigeri
ffr ’ * van zyne Voelers te vatten, zeer fraay. De
Heer Peyssonel befchryft een dergelyke Zee-
Ne tel, onder den naam van de Amerikaan,
fche Zee *Zonnebloem (*).' Dezelve, naamelyk,
hecht
(«) Coronj Solis Manna Americana. Philof, Traaf Vol, L. Part. 2. for 1758, pag- 843.’’ '
hecht zig ook met een platten, ronden Grond- VI.
deun, aan de Klippen, en heeft omtrent twee XVI>
o f drie Duimen in middellyn, geevende van Hoofd-
het midden zekere Straalen uit, als w itte STUK*
Peezen, die op een week Vleesch leggen, dat
hoog Violetkleurig is. Deeze Peezen, zegt
h y , beftaan uit een zagte, Vleezige zelfftan-
digheid, doch zyn, over de .geheele langte,
met Klieragtige Lighaamen, van een donker-
graauwe Kleur, bezet. Dit fchync meer overeen
te komen met de tweede Afbeelding van
den Heer G a e r tn e r , behoorende tot deszelfs.
Tweede Klasfe van Zee-Netelen (*). „ Op
„ een Rolronde S te e l, die geheel glad en
, , Vleescbkleurig is , zegt deeze Heer, Haat
„ een rondagtig Lighaam, dat een foort van
,, Kelk maakt, wiens buitenzyde bezet is
„ met een menigte van ronde, naar Wratten
, , gelykende, uitpuilingen, waar aan zig brok-
,, jes van Schulpen, Zandkorreltjes en ande-
„ re dingen hechten. Hier door verbergt zig
,, de fchoone Kleur van dit D ie r , welke ,
,, van Vleeschkleurig, naar den rand der
„ Kelk allengs verandert, gaande eerst in
„ paarsch , dan in v io le t, en eindelyk in
donkerbruin over. De binnenzyde van de
, , Kelk is met Voelers bedekt, die ’er in ver-
„ fcheide ryën op groeijen, en aanmerkelyk"
< ,, in
(v) Hydra Calyciflora, &c. Ph'iU Tranf VoL, LTI. p. 79..
s 5