VI.’ met een menigte van langere en kortere Darm-
X V n ï 'aSt5Se Draaden omgeeven zyn j leggende als
H o o fd* een Dekkleed, zeer aartig, daar om heen ge*
^ uk. werkt. Onder de Huid der Rug zyn alle dee-
sj>o»b ze Draaden in ’t midden digt by een, en wel
in den voorgemelden Band, bevestigd, waar
van de Enden naar alle zyden uitgebreid leggen
, en zo over elkander gevlochten zyn, dat
men de Ingewanden niet kan zien. Wanneer
deeze Draaden , met en benevens den Bandj
die dezelven te famen houdt, worden afgetrokken,
zo gelyken z y naar een bondel los-
fe Draaden, van omtrent honderd Enden, een
half o f anderhalf vierendeel Elle lang. Van
binnen zyn gemelde Draaden met een bruin Vet
gevuld, dat, als fyne Korreltjes, op enkelde
ryën legt.
Darm. Het Dier heeft maar één enkelen Darm, die
uitgeftrekt ongevaar v y f Vierendeel Elle lang
i s , en zo dik als een Zwaanen - Schaft, bruin
van Kleur. Dezelve loopt van de Keel tot
aan.de punt van de Staart, en legt derhalve
met verfcheide bogten, welke door een Darm-
vlies in order gehouden worden. Aan ’t Staart-
end is deeze Darm, in \ ronde, aan de Huid
vastgemaakt door middel van fyne bruine
Draaden o f Spieren, die wederom, onder
elkander, overdwars, met andere fyne Draaden
en Vliezen verbonden zyn. Het onderr
e deel van den Darm, waar in men fomtyds
groene Klonters van verteerde Spys vindt, is
mee
X> E Z E E-B L A A 2 E N. 3ö5
met een menigte van Vet en Vliezen bedekt. VI,
Boven aan de K e e l, daar de Darm begint, x v i ï l*
is op zyde een Peeragtige Blaas, met eenig H oofd»
helder V o g t, als Wate r , gevüld, welke n e - ^ K*
vens zig een klein Klompje heeft, als van ge- Sfnk.
ronnen Bloed.
Zo lang dit Schepzel le e ft , kan het zig, in
’t Water, met den flals en Staart overend
ftaande, houden, ftrekkende de Armen o f
Voelers in ’t ronde, om den Mond uit, ge-
lyk een Roos; maar na de dood legt het flap
ën gemeenlyk met de Sneb o f agter rugge-
waards, o f voorwaards naar de Borst to e ,
geboogen. Men vindtze fomtyds, zelfs lee-
vende, met de Armen ingetrokken, dié
waarfchynlyk aan ’t zelve dienen om zyn.
Vóedzel aan te vatten en in te flokken; waai:
toe het ook den Hals in *t ronde, inzonderheid
op en nederwaards, kan beweegen. De
Visfchers berigttën, dat het Dier fomtyds
met zyn Lighaam aan Steenen vast zittende
gevonden wordt. Uit de groene Stoffe, die
men in de Darmen aantreft, fchynt te bly-
ken, dat het Kruiden vreet. In Wyngeest
verboren zo wel de Hals en Armen , als het
Haairige aan dezelven, de natuurlyke Kleur
en wierden bleek.
v C
I* ÖEEt. XIV. STUlt# W