408 B e s c h r ï v i -n g v a n
VI. Het Dier is in ’t Z e e -W ie r o f Kruid, dat
AFDEEL. „ o
XXV. men noemt, m de Oceaan dryvende,
Hoofd» ingezameld. Thans worden tot deeze Soort
stuk. ook zekere Diertjes, die van ’ t Eiland Yvika,
en dus uit. de Middellandfche.Zee.y in Engeland
gebragt zy n , betrokken.
Ct-uclata ^ K w a l, die rond is, met een wit gruis.
Gekruiste.
De Afbeelding van den Heer B ' s t e r , die
het de Gekruiste Zee^Kival, in ^navolging van
L innzeus , noemt, vertoont dit Dier ruim dpe
Duimen overdwars; en zyq £d. ze gt, dat het
zelden ve el, nooit een derde grooter voorkomt,
dan die Afbeelding. Men kan het derhalve,
in grootte, omtrent by de Paim der
Hand vergelyken. Vervolgens zegt zyn Ed.,
dat degrootften vier. o f v y f Duimen middellyns
en dus van twaalf tot vyftien Duimen omtreks
hebben. Het is aldaar ver de gemeen (te Kwal,
zo in Zee als aan de Stranden van ’t Eiland
Schouwen , komende uit de Diepte, in ’t
Voorjaar, met de aankomende Lente - warmte
, in de Maanden April en M e y , naar ’tLand,
doch begeevende zig , in ’t midden van de Zo7
mer, weder ’t Zeewaards. ’t Schynt dat zy
zulks doen, om te aazen op nieuwlings uitgekomen
Zee-Infekten, en worden van de Visfchersj
( i ) Mrdufa orbicularis, Cruce alM. Fm». Suec, 2110, BASTER.
Subcif. II, p. 53, t . XIV. f. 4.
fbhers, in Ze e , nooit kleiner dan een gemeene VI.
Schelling gevonden: waar uit te gelooven is , xXVY*
dat zy in de Diepte, en mooglyk in de Winter, H o o fd-
voortteelen. s t u k . ^ *}
Het Dier is geheel helder én doorfchynen-
de van Kleur als Zeewater, doch men kan
’e r , met een Vergrootglas, een menigte van
Stippen, en ook Streepjes in waarneemen,
die van het midden naar den Omtrek loopen,
en waarfchynlyk de Spieren zullen z y n , door
middel van welken het z ig , op allerley wy-
zen, kan buigen en eene voortzwemmende
beweeging maaken. In ’t midden heeft h et,
aan de bovenzyde, een wit Kruis, met bree-
de Punten, die ieder een zwarte Stip bevatten.
De Rand is bezet met een menigte vap
Draadjes o f Haairtjes, welken het Dier van
de langte van minder dan een vierde Duims
tpt die van meer dan een half Voet kan uitrekken
, om zyne Prooy te vatten, maaken-
de zyn Lighaam dan, ook fomtyds, door fa-
mentrekking holrond, als een Muts, misfehien
om de Prooy door knyping vast te houden.
Schoon dit Dier aan (tukken gebroken o f ge-
fneeden wordt, blyft het nog lang in ’t L e ven;
maar, in Water gekookt zynde, wordt
het zo broosch, dat het op de minde aan*
raaking tot brokken wordt vergruisd.]
C c y (3) Kwal