VI. „ Voelhoornen zyn doorfchynende, met fyne
XXIV** ” zwarte dopjes gehippeld. De Rug is van
H oofd* » vooren Goudgeel, naar ’t bruin trekkende,
s t u k . ,, en wordt naar de Staart toe allengs door-
„ fchynende, met zwarte Stippen. De Buik
,, is helder rood. De Staart is fcherp gepunt,
3, en met eene weeke Ruitagtige Zwemvin
j, bedekt. Het Dier zou eene Blaas , en in
„ dezelve een Inktagtig Vogt bevatten, en
„ van de Chineezen gegeten worden” .
Grootte. Dewyl O s b e c k zulks in ’t midden van den
Atlantifchen Oceaan, tusfchen Afrika en A-
merika, waarnam, blykp hier uit de gegrondheid
der aanmerking van A r i s t o t e l e s , dat,
daar de overige Zee-Katten zig gemeenlyk
aan den Oever onthouden, de Loligo een liefhebber
is van de hooge Golven. Men vindp-
ze in alle Zeeën vry menigvuldig, zegt S a l *
v i a n ü s , en P l in i u s g etuigt, dat men ’er
gezien heeft in de Middellandfche Zee , van
v y f Ellen lang. Dit laatde hadt hy van den
Vader der Philofoophen, die doch niet ze gt,
waar men ze van deeze langte vindt. Het zal
zekerlylc van de groote Soort, Lolium genaamd,
te verdaan zyn. De gewpone hebben
wy van een Voet, tot drie o f vier Duimen
lang. Ö f het deeze zy n , die Sqhools-
wys’ zwemmen, en dus veelen te gelyk gevangen
worden, is onzeker. Z y leeven van
allerley V isch, als ook van Krabbetjes en
Garnaalen , en drekken beurtlings aan grooter
Vis*
Visfehen, die ’er gelyk op de Vliegende Vfc
Visfehen Jagt op maaken, tot een lekker XXvi.*
Aas. H oofd-
De Heer Needham, (wiens keurige Waar sJ eu^ ;d.
jieemingen met het Mikroskoop, evenwel y vaten,
volgens de Afbeelding , veeleer op de voorgaande
Soort fchynen werkheilig gemaakt te
zynO verfcheide Calmars aan de Kust van Portugal
ontleed hebbende , zonder het minde
blyk te vinden van Kuit in de W y fje s , hoe*
danigen de meesten waren, ontdekte eindelyk,
omtrent het midden van December, in een
Mannetje voor de eerde maal eenige fchyn
van Hom. £eker Melkagtig V o g t, zegt h y ,
wordt in de bewaarplaats u itg e d o r t ,. door
welks uitfpanning zjg de Zaadvaten formeerden,
o f zigtbaar en kennelyk wierden;
gelyk ik denk dat het te verdaan zal zyn.
Hy zegt evenwel duidelyk, dat een nieuwe
Toeftel van Vaten geformeerd werdt, bedaan-
de uit een foort van Springveeren, in d e g e -
dagte bewaarplaats voorkomende, en allengs
die rypheid krygende, welke hun tot volmaak-;
te werking bragt. Dit zullen, waarfchynlyk,
die witte Wormswyze krinkelende Pennetjes
zyn , welker bewepging S w a m m e r d a m in de
gewoone Z e e -K a t ontdekte, en waarvan hy,
na aangemerkt te hebben, dat ’er een Draad*
je van witte Stoffe uit voortkomt, aldus
fpreekt. „ Maar o f nu dit Draadken hol is ,
,, en dat in deeze Pennekens, als in foo vee-
B b 4 le