VI.
A f d e e l .
XII..
H oofds
t u k .
BeKop,
enz.
befchryft (*). „ Het zyn weeklyvige, Sly-
, , merige Dieren, zonder Schulp, Schaal of
„ Beenderen , en van den aart der Polypus*
„ fen , zonder Pooten , Vinnen o f iets derge-
„ lyks. Haare plaatzelyke beweeging ,* de
„ Sprieten o f Hoorntjes, die zy verlangen
„ en intrekken, benevens vëele andere eigen*
, fchäppen, welke zy gemeen hebben met de
„ Slakken en andere Schulpdieren, deedt my
„ ’er den naam aan geeven van Naakte Slakken.
Sommige nbemenze Pisfebedden, fom-
„ migen Zeekatten, en anderen geeven ’er een
„ minder fatzoenlyken naam. aan, te wcetcn
, , Tapecon, van Plinius ontleend.
, , De Visch is gemeenlyk vier Duimen lang
„ en twee dik y van Kleur groehagtig met
„ zwart gevlakt. Het onderfte is , gelyk in
„ d^Slakken, plat, met een foort van T e -
„ peltjes o f Rimpels, die aankleeven, en door
, , middel van welken het Dier met -een Worm-
'' agtige beweeging voortgaat, wordende rond
, , als men ’t aanraakt, door intrekking van
, , Hals en K o p , en vervolgens die weder aan-
„ merkelyk uitfleekende, tot de vóortgaande
„ beweeging , kruipende dus op d,e Klippen,
„ tot het zoeken van zyn Aas.
„ D e Kop van dit Dier heeft eenige plat-
„ heid, o f gelykt eenigermaate naar een lang-
., wer*
Lirnax non Cochleata Purpur ferens, Phikf. Tranfafft
VOL. L. Part. 2. for 1758. p. J85.
werpig vierkant. Aan ieder zyde heeft het VI.
„ Vliezen o f Huidjes, die een foort van Oo-
,, ren maaken, en onder dezelven anderen , ^00fdwelke
op fommige tyden met, Water g e - s t u k .
„ vuld en dan doorfchynende worden. Onder
„ deeze dikke Huid legt een Bekkeneel, dat
,, is een foort van Lederagtige: o f Kraakbee-
,, nigeStoffe, waar in wy de Herfenen vinden,
„ die van een witte en zeer vaste zelfftan-
,, digheid zyn. Onder aan den Kop is een
,, ovaale, wyde Bek geplaatst, van meer dan
,, een zesde Duims lang, die dikwils een har-
„ den witten rand ontbloot, maar mede het
„ Dier, de Ruy en andere Zeeplanten afknaau-
„ welt tot zyn Voedzel.
„ Omtrent een half Duim van den Kop zyn Deinge-
„ twee Hporens o f Sprieten, welke zig n ie twanden*
, , alleen uitrekken en intrekken, maar ook
, , naar alle zyden draaijen. Z y gelyken naar
„ die van fommige Schulpdieren, welken aan
,, dezelven voor Oogen dienen. Aan het op~
,, per- en binnenlte deel van den Bek begint
„ de, Zwelgpyp- o f K e e l , zynde een tedere
„ lange Buis, naby welke een andere dikke legt;
„ taamelyk naar den Karteldarm gelykende,
„ en deeze loopt uit in de eerfte Maag, die
„ naar den Krop der Vogelen zweemt, zyn-
, , de altoos vol Zee-kruiden, met Zand ge-
j , mengd. Somtyds is deeze Maag dubbeld,
,, o f rekt zig ten minfte zeer in de langte uit,
, , wordende door hec Voedzel, als ’t ware,
O a in