VI.
Afdeel.
X X V I .
Hoofd'
STUK.
J>L. CXII.
Hg. 6.
len een aanmerkelyke verandering ondergaan*
komt het my echter niet waarfchynlyk voor,
dat alle de hier aangehaalde Afbeeldingen
tot eene zelfde Soort behooren zouden.
L inckius , ten minfte , onderfcheidt zyne
hoog Gerugde Zee - Sterren, in een Getoornde,
Gedoomde en Ingedookene o f de Foitres.
Geen van allen fchynt my volmaakt die fraai-
je Zee-Ster uit te drukken, welke in de mid-
delfte Figuur van onze Plaat C X I I , in na-
tuurlyke grootte, naauwkeurig is afgebeeld.
De nette verdeeling van den Rand, de Ruirs-
wyze afperking der afloopende Zyden, zyn
zo aanmerkelyk niet, als de groote Tepels
op de Ribswyze Rug der Straalen, die volmaakt
rond en met een klein Knopje voorzien
z y n , waar op waarfchynlyk, even als
op de Wratten der voorgaande Soort, een
klein Doornagtig Puntje zal gezeten hebben*
Van de Geftalte behoef ik, voor ft overige*
niets te melden, doch de Kleur is rosagtig
bruingeel, gelyk in veele anderen. De Heef
B r a n d t heeft my dezelve, uit zyne Verzameling,
geleend.
Ik kan naauwlyks-gelooven , dat die van
R um ph iu s , welke by hem de Vierde is , en
Zee - Pastey genoemd wo rdt, tot deeze
'Soort zou te betrekken zyn. Hy ze gt, dat
.het de allergrootfte is, en getuigt, dat dezelve
met Wratten is b ezet, waar op zwarte
Doornen zitten: zo dat ik veeleer geloof* dat
dat hy de voorgaande Soort bedoele. De Af- Ap
beelding, jt is waar, die by Letter A op de XXVI.
Vyftiende Plaat voorkomt, fchynt daar van Hoofd*
te verichillen door haare Knobbelen, d o ch STUK*
z y verfchilt niet minder in Grootte, en wie
heeft ’er van deeze Geknobbelde ooit gezien
van omtrent een Voet o f drie vierde van een
Voet breed P Anders zou ook de gedagte Oos-
indifcheNetswyze, ’t welk zeer on waarfchynlyk
is , niet van R u m ph 'Befchreeveri z y n , en
wat de Vierftraalige Ster, Letter D, belangt,
dezelve is ’er naderhand, gelyk veele anderen,
bygevoegd.
Hier moet ook de Z e e -S te r , die in Fig. 3, PL.cxiii,
op onze Plaat C X I I I , tot twee derden v a n 2^-3,
de Natuurlyke grootte afgebeeld is, hoe zeer
van die andere verfchillende., worden t’huis
gehragt. Z y komt , inderdaad, de aangehaab
de uit het Werk van Se b a «nader, wegens
de ronde Knobbeltjes, die ’e r , meest by ’t
midden, op dezelve zyn , en tot Gronditeun
fchynen gediend te hebben van de Doornag-
tige Puntjes. In de Oostindifche Z ée -S ter *
van de Elfde Figuur der Zesde Plaat van
S er a , zyn deeze Bolletjes, naar Patrien gely-
kende, zeer opmerkelyk. Men vindt, ook',
aangaande deeze Soort van Zee - Sterren, door
L innaïus aangetekend, dat dezelve zig ont«
houdt in de lndifche Zee.