end van ’t L y f , dat van onderen drie paar VI.
Voelers, Armen o f Pooten heeft ( t ) . ^ xTl *
In ’t Werk van Sega fehync het dat deeze Hoofd-
ScheDzelties voor Jongen van de Kroos visch-STUK*
r \ , , , , , Soorten.
jes CLopbvus Histno) worden gehouden; doch
dit is onwaarfchynlyk, en, gelyk Osbeck te
regt aanmerkt, diende men de Verandering
nagegaan te hebben, om zulks te gelooven.
Hy befchryft de Geftalte, der genen die hy
in de Kroos - Z e e , tusfehen Afrika en Amerika,
aantrof, als volgt.
„ Plet L y f is Lila gtig, langwerpig rond,ceftake.
„ fmal, bruingeel, en heeft van onderen , (
„ overlangs, een Spleet, door middel van wel-
„ ke hetzelve ’t Zeegras QFucus') in de lang-
„ te o f overdwars, met de voor- o f agter-
„ deelen, omvatten kan. De langte bedraagt
„ twee, de breedte naauwlyks eén Duim. De
„ zyden zyn plat, met kleine Kegelvormige,
„ Vleezige, en gemeenlyk witagtige verhef-
„ fingen. De Rug, (welke eenigen t’onreg-
„ te voor het onderfte deel gehouden heb-.
„ ben,} is byna plat, met zeer korte, don-
„ kere Borlleltjes en fpitzige Randen, aan
„ welken byh’angzels (Fulcra) , o f Sprieten
„ en Vinnetjes zitten. De Kop is famenge-
,, druk,t, wat fpits, en na de dood moeielyk
» te
( 1 ) SeylUtt. Syst. N<tt. XII. Gen. 294. Lepuf Pelagicus.
Muf. Ad. Frid. I. 56. Zöopterygïus, OSB, her. 306. SEE.
Muf. I. T. 74. Fig. 7.
Y j
I„ Dee l . Xiv, stuk.