VI. witte, Plaatjes, waar van het eene tot een
A XIIEL* ^ oec» ^et anc^ere voor de Rug verftrekt, dek-
H oofd- ken het L y f , dat maar de grootte heeft van
s t u k . een Rystkorreltje. Het Aarsgat, boven aan
het agterfte,is een dwarfe Spleet, omringd met
enkelde Pluimhaairtjes.
in. ( 3 ) Zee- Slak, die Eyrond is, met het Lyf van
hoven platagtig en effen.
Op de zelfde plaatfen is onlangs ook deeze
door den Heer K oenig , die met zo o . veel
oplettendheid de Natuurlyke Historie van Ys-
land onderzogt heeft, waargenomen. D e e f.
fenheid van het L y f onderfcheidt haar meest
van de voorgaande Soort; gelyk o ok , dat zy
Melkwit is en den Aars Spilrond heeft, met
famengeftelde Pluimhaairtjes omringd.
(4 ) Zee -S lak , die Eyrond is, hebbende het Lyf
effen, met twee Voelertjes aan den Bek,
en het Aarsgat als met Borduurwerk ge~
kranst.
pi- cviii, Deeze Z e e -S la k , die in de Middellandfche
2* Zee voorkomt, heeft het L y f van boven hoog
rood,
(3) Do rit ovalis, Corpore fupra planiusculo !am. Syst.
Nat. X1L.
(4) Dorit ovalis» Corpore laevi, Tentaculis duobus ad Os,
Anociliato phrygio, Syst. Nat. XII. Argo. BoHADs, Marin.
65. T. V. f. 4 » S' Lepus Marlmis aker minor. CslumïL
Ecpbr. T. 3i.
IV. Argo.
Roode.
V„„,1 Ae<i ik ’et den naam aan roou, uco v geef van Boode. AfVdeLe u
Deeze Oppervlakte vertoond zig in onze ki- XII
guur 2, by Letter A , volgens de Aftekening van hoofd-
den Heer Bohadsch , door wien dit Schepzel stuk.
aan de Kust van Napels is waargenomen, fijhy-
nende met de kleine Zee-Haas van Columna
eenigermaate overeenkomflig te zyn. Dat hy
hetzelve Argo o f de Argus genoemd h e e ft, is
wegens de menigte van Oogen o f Oogftippen,
welken hy aan den Kop, die zig met het
L y f niet dan aan de onderzyde, als by Letter B,
vertoont, ontdekt meent te hebben.
’t Geheele L y f is pfatagtig Eyrond, in \
midden omtrent een half Duim dik, doch aan
den rand verdunnende. De langte bedroeg
byna vierdhalf, de breedte twee Duimen. Op
de Rug glanzig hoogrood zynde, was het van
onderen fraay geelagtig gekleurd , met witte
en zwarte Stippen befprenkeld. Het Dier be-
ftaat uit eene Lederagtig taai je zelfftandigheid,
die, wanneer men ze doorfnydt, overal Saffraangeel
gekleurd i s ; doch aan de kanten buigzaam,
kunnende aldaar in verfcheide kreuken
geplooid worden, naar welgevallen o f tendien-
fte van het Schepzel.
Van boven vertoonen zig , aan ’t Voor-
end, twee Sprieten o f Hoorntjes, die door
Gaten uitkomen en weder daar in terug getrokken
worden: aan ’ t agter - end een Ovaal
Gat, agt Lynen lang en v y f Lynen breed.
Het geeft, uit zyn middenzeen dikken Vleezi