VI. van onze afbeelding van zulk een Zee-Appel
XXVIf* u*c myne Verzameling, in Fig. 3, Plaat CX IV,
H o o fd - redelyk verftaan, hoewel ik doch niet klaar
s t u k . befpeur, dat de Perken gedoomd Wrattig
zyn. De aanhaalingen zyn fout en voldoen
weinig aan deeze Kenmerken, uitgenomen die
der langwerpige Gevingerde Zee - Appel van
Rumphius, waar mede de afbeelding doch
weinig flröokt. Die van G u a l th ie r i , Letter
B , C , in tegendeel, drukken volmaakt de
Geflalte uit van deezen Z ee -Appe l, welke
geenszins die Hoekige i s , op de Derde Plaat
by K lein afgebeeld, maar die van de Zesde
P la a t , Letter A , B , gelyk ook de naam
aanwyst, hoewel die eigentlyker behoort tot
de naast voorgaande Soort, alwaar de Zeven-
de Plaat van K l e in moest aangehaald zyn.
Ik kan niet begrypen hoe L innaojs hier, wederom,
in zulk een verwarring kome. Hy fielt
de woonplaats onzeker, doch het is bekend,
dat menze in de Indiën vindt.
Wat de aanhaaling van d ’ A r g e n v il l e belangt
i ik zie geen langwerpigheid , noch in
^deszelfs afbeelding, noch befchryving. „ De
„ Zee-Appel E getekend, zegt die Autheur,
„ is de fchoonfle uit de Roode Zee , helder
,, bruin
Areis muiicatis Verrucofis, angustioribus abbreviatis. M. L.
U. 7x1. Eehinometra digitata piima oblonga- Rumph. Muf.
3 2,-T . 13. f. I. Gu alTH. Test. T. 108. f. C. ARGENV.
Conch. T . 28. f. E. Cidaris mamillaca Pauli. Kl e in . Echinod. 19'.
T. 3. f* 4 *
fi E Z é e - E g ë l è n . 5 r 5
,, bruin van Kleur, hebbende de verdeelingen
„ haarer Schaal nog volmaakter dan de voor- XXVII.*
,, gaande. V y f ryën van dikke Tepe ls , waar Hoofde
, , van ’er twaalf in ieder zyn , vindt men vanSTÜK*
, , een gefcheiden door Ziczac - banden, die
,i aartig zyn gewerkt. Dewyl de Visch in de
„ Schaal is, ziet men aan den T o p , daar hy
„ zyn Afgang lo o s t, v y f Tanden o f Punten
uitkomen. De Kop is regt daar onder: zyn-
„ de h y , even als de voorgaande, van Pennen
„ ontbloot”-
Hier uit biykt, wederom, de' onbezonnenheid
van deezen Autheur. De Zee - F.gel zou
een Kop; zy zou Tanden aan het Agterkwar-
tier hebben, en waar zyn de v y f ryën, ieder
van Tw a a lf T ep e ls , in zyne Afbeelding te
befpeuren ? Hy meent ’er zekerlyk de Perken
door: doch, behalve de grootte van de T e pels
en de Kringetjes daar om heen, heeft die
met deeze Soort geen overeenkomst.
Het zyn de Indifche Zee-Appelen met dee-j;^®.
ze groote Tepels, welke de fierlyke Pennen F,s.+.'
draagen, daar men, op zig z e lf , een rariteit
van maakt. Ik heb een van de fraaist geban-
deerden uit de mynen tot de Afbeelding,’
Fig. 4 , uitgekoozen. Klein vertoont daar
meer dan tot twintig verfcheidenheden van
in langte en tekening, op zyne Vierendertig»
fte Plaat, gelyk hy op de Tweeendertig-
Ite ook een van deeze Pennen af beeldt, die
Overdwars is doorgezaagd, by Letter O.
K k 2 Dit
I. D i i t . XIV. stuk.
fm
m