5io B e s c h r y V i n g v a n
VI. bruary , de Moorfche Tulbanden , zegt die
A f d e e l . Autheur ^ jn menigte opgeworpen, welken
H oofd-* men anders in de Amboinfche Inham zelden
stuk. vindt. Hier uit is het te denken, dat zy zig
meest in de diepte onthouden.
VJt de Niet in de Indiën, alleen, maar ook elders,
Roode komt deeze Soort van Zee-Appelen voor.
Zec' Z y werden, wegens haare ruigte, Hyftrices geheten
, en van deeze merkt Imperatus aan,
dat menze vindt in diepe Zeeën (*)• Al-
drovandus geeft ’er , N. 17 en 18, dë A f-
beelding van onder den naam van Zee »Egel
uic de Roode Z ee, met de allerlangfte Pennen(t ):
doch dezelve wordt niet alleen aldaar, maar
** maar ook in de Inhammen van Sicilië, ge-
3’ vischt, zegt Scy lla G ) , en fchoon zeld-
*’ zaam, wegens de moeielykheid van zodanige
Visfcheryën, Leb ik ’er doch, met
** veel moeite, eenigen van Vïsfchers bèko-
men, die mooglyk oplettender dan anderen
waren. Let eens, bid ik , op het geheelé
’ ’ Lighaam, dat in v y f gelyke deelen is ver-
• deeld, waar van ieder een dubbele ry heeft
” van Doornen, meer o f minder lang, en zo
gefchikt, dat de een de beweeging van de
t andere niet in de weg z y , terwyl men
rondom ieder grooce Doorn andere klemeie
„ waar-
(■ *) Matin't Hyftrices in profundis Pelagis invemunmr,
( I ) Echinus e Mari rubro Aculeis longiSfimis.
/j. j De Corponbai marmU Upidiscentsbxs,
d e Z e e - E g ë l e n . 511
„ waarneemt, die de Wortelen van de groo-
, , ten, wier getal zeventig is, oedekken, H e t x x v m
,, geheele Lighaam is verdeeld in v y f deelen, Hoofd-
, , die ieder uit vyfcien rondjes famengefteldSTÜK*
„ zyn , in ’t midden een Tepelswys’ uitfteek-
„ zei hebbende, waar op de Doornen als op
„ zekere Hengzels beweegen, met eenige
„ Vliesjes aangehecht zynde, die de Doornen
„ omkleeden. Dit is de reden, dat z y ’er zo
, , ligt afgaan, en ook het ééne deel van het
„ andere zig affeheidt, door de verrotting
, , van die Vliezen” .
Dus ziet men dan, waarom deeze Zee-
Appelen Veelkleppig kunnen genoemd worden.
In de afbeelding van Scy lla zyn de Pennen
Homp, even als in die van R umphius, en ook
gelyk in de genen, die wy daar van hebben,
doch fcherp in die van G u a l th ie r i , alwaar
zy wederom ook ongevaar een Vinger, dat
is ruim drie Duimen lang, zyn afgebeeld.
Dat zodanige Pennen der Zee -E gden, evenw
e l, niet van de allerlanglten zyn , gelyk
A ldrovandus fchynt gemeend te hebben,
blykt uit de afbeelding van een MolukfeZee-
Appel-Pen, by G u a lth ier i, die meer dan
een Rynlandfchen Voet, dat is omtrent viermaal
zo veel langte heeft, zynde witagtig en
zwaar van zelfftandigheid.
Deeze Soort wordt, volgens L tnNjEüs, ook Noo'sch
in de Zee van Noorwegen gevonden: des Ikv^keiL
niet twyfel o f het zal dergelyk een Schepzel