VI.
A f d e e l .
V . '
H oofd*
s t u k .
hever-
Worm.
Hunne
oirfprong.
* III.
Stuic.
W. Z3S'
„ de lange ledige tusfcbenruimte der twee
„ Aderftammen, en tusfchen de witte Stiee-
3, ken , een Vat te vindon, ’t wejlk de be-
„ weeging van het Hart nabootfte, hoedanig
” een >er in de Bloedzuigers fchynt te zyn.
Misfchien zyn de Deelen van dit Vat te klein,
” o f dat ik deszelfs regte plaats en legging niet
,, heb kunnen opfpooren.
Na deeze befchryving van zyne Waarnee-
mingen met het Mikroskoop en door Ontlee-
din^ o f Doorfnyding op de Levervvormen ,
gaat de Heer Sch a f ffer over tot het onderzoek
, hoe z y in de Schaapen komen, en
fchynt, met reden, daar toe over te hellen,
dat z y , ©f derzelver Eijeren, met het Gras o f
eenig ander Kruid van dezelven worden inge-
flokt. Hier van is reeds door my offlftandig
gefprooken * , en de Heer C amper fielt be-
denkelyk, o f zy niet wel af ltomftig mogten zyn
uit zekere roodagtige Diertjes die rond waren
, en Welken zyn Ed. in menigte tusfchen
de Tepels der Maag van een Schaap vondt
zitten; door een foort van Geftaltewisfeling
zo ik begryp, omtrent als die der Mekten:
want dat zulk een grootc verandering te ver-
gelyken zoude zyn met de aangroeijing m
veele Dieren, o f toe te fchryveir aan het verfchil
van Voedzel ( * ) , is my niet geloof baai.
En,
% y Verband, over de platte Uvervormtr. van het Fee; als
boven, bladz, 317.
Ë n, tegen het denkbeeld van deezen beroem- VI.
den Hoogleer aar fchynt het my te ftryden ,
dat men/zódanige platte Wormen, als de Le- H oof'd-
verwormen zyn , dikwils in Moerasfige Wa- s t u k .
teren o f Poelen , aangetroffen h e e ft ; ja de worm.
Heer S c h a e f f e r twyfelt niet, o f men zou
dezelven overal in dergelyke Wateren kunnen
vinden, indien men zig flegts de moeite g a f ,
Van ’er naar te zoeken.
„ Hier tegen llrydt niet, dat de Schaapen-’t z yri
„ wormen, die uit de Lever genomen en in dsercii
„ ’t Water geworpen worden, daar in niet
„ lang leeven; het welk zy fcheenen te moe-
,, ten doen, indien zy natuurlyk Waterwor-
j, men waren Men behoeft flegts in agt te
„ neemen, dat, alzo deeze Wormen, zig ,
j, vermoedelyk , zeer gezwind voortplanten ,
„ de genen, die in zieke Schaapen gevonden
,, worden, wel het tweede en derde Geflagt
,, kunnen zyn. Ondertusfchen kunnen ook
„ deeze A f komelingen , gelyk het ze lf de
„ Menfchen in hun Kroost wedervaart, door
,, de verandering van Woonplaats en Voedzel
,j in de Lever veel van den aart der genen,
„ van welken zy hunne afkomst hebben, en
,, die in .’t Water alleen zig onthielden, zyn
„ kwyt geraakt. Hier ,b y ,komt nog, dat de
j, Wormen, zo wel by het ingaan in de Lever,
,, als by het uitnaaien uit-dezelve, op eenmaal
„ een te grootc en fchielyke verandering ly-
den” .
F è On*