B e s c h r ? v i n g V A N
VI. heel Dier. Dit zelfde heefc JEltanus eetii-
germaate verklaard, wanneer hy aldus fpreekt.
Hoofd- „ Indien iemand leevende Zee -Egels, die met
stuk» 9) haare Schaal overtoogen en met Dooinen
, gewapend zy n , aan dukken w r y ft, en de
” brokken, van elkander afgefcheiden, in Zee
” fmyfc, zo zullen deeze wederom famenloo-
pen en vastkleeven ; voegende zig ieder deel
J opzyneNatuurlykeplaats, zodat het met de
” anderen wederom een volkomen Dier uit-
„ maake” . Dit is , inderdaad, meer te verwonderen
dan te gelooven!
Gebruik. Niettegendaande de Zee-Egels o f Zee-Ap-
‘ pelen volftrekt aan dat Spreekwoord voldoen,
’t welk men van fommige uitgeteerde Men-
fchen z e g t : hf A niets dan Vel en Been; zo
hebben doch fommigen van haar Vleesch ge-
fproken; bedoelende daar mede de Eij eren o f
Ku it, die zy bevatten, en haar Gedarmte o f
Ingewanden- Hier van hebben de Ouden tot
Spyze gebruik gemaakt, en zy kwamen zelfs,
als bet Eerde Geregt, op den Tafel van aan-
zienlyke Luiden; gelyk Dalechampjus op Pl i-
mus aantekent. Voor het Avondmaal werden
ook wel Zee-Appelen en raauwe Oesters,
tot eene verfnapering, gegeten, volgens Ma crobios.
Men gebruikte - z e , even als de Oes -
ters, met Peper en Azyn o f eenig ander Zuur:
ook* fomtyds met Honig en geurige Kruiden
daar b y ; en dan werden zy gehouden voor
een gezond Voedzel. Men hieldtze voor laxee-
. ö ren*
D É Z É E - Ë G E L E N . 483
lende. Z y werden dus gedoofd en ook wel Vf.
met Zout ingelegd. Sommigen, echter, wa
ren hier toe beter dan anderen, en allen Hoöfjï. *
best in de Wintermaanden ( * } . Nog heden stuk;
zyn ’er, die aanmerken, dat zy den fmaak
van Kreeften hebben en beter om te ebten
zyn dan de groene Oesters: doch men moet
dit van fommigen flegts verdaan: veelen hebben
noch reuk noch fmaak (f) . De meeste
oude Autheuren hebben haar Sap aangepree-;
zen, ’t welk waarfchynlyk een ziltig N a t,
als dat der Oesteren, zal zyn. Levendig ge-
dooten, en op zoeten 'vVyn ge ze t, genazen
zy de Vloeden, volgens P liniu s, HetPoei-
jer der Séhaalen is uitwendig van dienst, tot
opdrooging van verfcheiderley Zweeren. A n deren
gebruikten de Aseh der gebrande Sehaa*
len, die ook in ’t byzonder tegen een Miskraam
zou diendig zyn. Haar gebruik tegen
de Melaatsheid, Schuift en dergelyke Ongemakken,
zal geloofbaarder voorkomen; dan
dat menze, met vrugt, versch in Most geworpen
, tegen den Beet van een Dollen Hond
kon eeten, gelyk R üfus wil.
(* ) ftjenft, inquit Palladium, Dc ce rab riquibus litiis in
fmâii est, ubi Luriae juvabic augmentum, qui* omnium:
clauforum Maris Animalium atque Conchacum jubet incre-
jnerno fuo membra turgere, Echini Carnes Salibus condire
cuvabunt, quod folitef more cenfîcitur, ALDROVATÏQUS, T'est.
Lily: III, Cap. Go.
5 d’ARGEN’v il i.e Conchyl. Part, II. p,
Hh a