VI. Speel - Inftrument i s , waar van fommige
^FyvBL' Poorten de Geftalte eenigermaate hebben.
H oofd- De Kenmerken beftaan, (boven en behalve
s t u k . de weekheid, aan alle de Dieren van deezen
ken. Rang eigen,_) daar in , dat het L y f van dit
Schepzel vast zit en Spilrondagtig is , maa-
kende eene Scheede uit. Het heeft twee Ope.
ningen aan den top, de eene laager dan de
andere,
sporten. Het is een nieuw Geflagt van Mollusca,
in de Twaalfde Uitgaave van het Samenlteï
der Natuure, door onzen Ridder, eerst ter
baan gebragt en met reden van het volgende
afgezonderd. Niettemin bevat hetzelve, thans,
reeds de volgende zes Soorten.
T- (O Zee-Scheede, die ntuw is, met hoogroods
? apilUfa, ' i i i - °
Getepelde, jLllOub eitjes,
Fï.,CVill»
Ik moet de befcliryving van deeze Soort, zo
wel als de fraaije Afbeelding daar van, ontkenen
van den Heer B ohadsch , die ’er den naam
van Tethyum aan g e e ft; doch de Italiaanfche
Visfchers, zegt h y , noemen ’t zelve Limone
di Mare, dat is Zee-Citroen, en Joh s s ton
febynt hetzelve onder dqn naam van Mentula
ma•
noch in Gneklche noch in Latynfche Woordeboeken. LlNN^ys
heeft, in zyne Rangfchikking, hetzelve Ascidia gefpeld.
(i) Ascidia fcabra tuberculi* coccineis. Syst. iV'ar.'XlI.Te.
ïhys Coriacea Bohadsch. Mar, 130, T. x. fig. 1,
manna te bedoelen ■ (*)• Hy noemt deeze VL
Soort, Lederagtig, ru üw , hoogrood T e - x v ^
thyurn, dat de Monden zyner Werktuigen H oofd-
met kleine Bor Heitjes gewapend heeft. stuk.
Dit Tethyum, zegt B o h a d s ch , is doorgaans
drie Duimen lang, en iets meer dan anderhalve
Duim breed, van Eyronde figuur. Van
boven is ’t voorzien met twee Tepelagtige uitpuilingen
o f Werktuigen, waar van het eene,
op den top des Lighaams geplaatst, een Kruis-
wyzen Mond heeft; het andere, een weinig
laager, den Mond dwars en driehoekig; gelyk
dit de Afbeelding eenigermaate vertoont. Beider
Lippen zyn met verfcheide geele Borfteli-
ge Haairtjes, van een twaalfde Duims lang,
omringd, die zig doch niet in orde fchikken.
Van het geheele Lighaam is de uitwendige
gedaante ruuw, vol Korreltjes o f kleine T e peltjes,
die langwerpig en hoogrood zyn. Het
onderfte end is met Steeltjes van verfcheider-
ley gedaante voorzien, door middel van welken
dit Lighaam zo vast kleeft aan Rotfen en
andere Lighaamen, dat men het ’er niet af
kan rukken, zonder die Steeltjes te befcha'
digen.
Een dikke Huid, zo taay als Leder, maakt
het grootfte deel uit van het Dier, welks Ingewanden
naauwlyks onderfcheiden kunnen
worden ; dan dat het een 'Soort van Darm
heeft,
(*) De Exang, Aqu.it, Tab. XX. Jig. 2,
R 5 .