VI.
A fd e e l
XVIII.
Hoofdst
u k .
voegd zyn ( * ) . Mooglyk behoort dit Schep»
zei tot de Agtfte Soort.
XIX. H O O F D S T U K .
Befcbry-ving van 't Geflagt der Steenboordeö
R EN .
Naam. T P \ e Eigenfchap, ’t zy weezentlyk o f inge®
beeld, van deezeDieren, dat zy naarae-
lyk Gaten in Steenen zouden booren, geeft
5er den Latynfchen naam van Terebella aan,
dien ik met Steenboorder heb verduitscht.
Ondertusfchen wordt zulks ook aan de Pho-
laden, Wormen, en andere Zeediertjes toe-
gefchreeven. Zekerlyk moeten zy zulks doen,
wanneer de Steen van Water is doorweekt,
o f mooglyk nog in zyn eerde oirfprong , uit
een weeke Klomp bedaande; gelyk men dit
van de Keydeenen verzekert; is geweest.
Kenmer* De Kenmerken bedaan in een Draadagtig Liggen*
haam, hebbende den Bek van vooren, met
een Voorhuid, die een gedeeld Hoofd je , dat
Buisagtig is , uitgeeft, terwyl rondom den
Bek een menigte van Haairagtige Voelers zyn.
Maar
(* ) z ie het Eerste De e l der Uitgezogte Verhandelingen ,
yergeleeken met het Berigt van Mylius , op ’t end van het
I . De e l van ’t Werk van Kn o k r , over de Verfteende Zaa-
ken. »
a
Maar ééne Soort was aan L in n j e u s daar
van bekend ( * ) , en wel die, waar van de gJK *,
Heer Doktor K a e h l e r een Berigt gezonden H oofd-
heeft van Marfei'üe aan den Heer B ack, L y f - stuk*
Medicus van den Koning van Sweeden te
Stockholm. P it Berigt was vervat in een
Brief, den 18 Mey 1754 gedagtekend, die in
de Verhandelingen der Stockholmfche Akade-
mie was geplaatst, en daar uit overgenomen
•in de Uitgezogte Verhandelingen , alwaar te vens
de Afbeeldingen in Plaat gebragt zyn ( f ) .
L i n n ^e u s verzekert ste Steenboorende Ei- GeMte,
genfchap niet, maar zegt alleenlyk, dat het
Dier, in de Middellandfche Z e e , binnen de
Gaten van Rotsdeenen zig onthoudt. Het
heeft, zegt zyn E d ., ongevaar agt Voelers .
rondom het voorde des Lighaams en vier aan
den Bek. K a e h l e r geeft ’er den naam aan van
Water-Polypen. Hy zegt dat het L y f Kegelvormig
is , maar daar de Staart, die yry lang is,
begint, dunner wordt. Ik kan ’e r , inderdaad,
weinig Draadagtigheid aan vinden, en nog minder
aan dat Zee - Penfeel uit Oostindie, ’t welk
by S e b a afgebeeld is , en hier mede door L i n *
e l e u s vergeleeken wordt (-)-).
Dit
( * ) Terebella Lapidaria, Syst. Nat. XII. Gen. S9;i- KAEHL*
Stockholm. 1754, p. 144. T. lij, F/g. A----- E,
("(■ ) Zie Uitgezogte Verhandelingen. IV. DEEL. bl. 229. PI»
XXVIII.
( I ) Figura fimilis. COLUMN. Aqu&t, T. 22. f. 4. S£S»
Muf, III. T. 16. fig. 7. X 4