V A N
A f d e e l .
X.
H o o fd stuk.
Zoucbeentje.
^ O'sjicu»
lum Alca-
iinum
150 B e J - CHRÏ V I N 6
Dit laatfte moet zo onwaarfchynlyk niet
voorkomen, wanneer men aanmerkt, het g e ne
hy verhaalt van zeker ander Lighaampje,
dat, in de NederduitfcheTekst van zyn Werk,
het Zoutbeentje genoemd wordt ; hoewel men
het in ’t Latyn een anderen naam kon geeven *,
In het aanhangzel dat de Lyfmoeder, naar een
Blinden Darm gelykende, heeft, vindt men,
als hetzelve opengefneeden wo rdt, zegt h y ,
op den Bodem een Knobbelagtig deeltje, waar
uit een fpits, Steenig en krom geboogen Pennetje,
als een fcherpe Priem', komt fpnjiten.
D it Beentje, met een Vergrootglas wel be-
keeken zynde, gelykt byzonder naar een door-
fchynend Visehfehubbetje, hebbende aan zyn
dikfte end eenige Kerfjes, doch verder rond
en effen, fcherp uitloopende als een Naald»
T e r plaatfe, daar het gehecht was aan 't gezegde
Knobbelagtige Lighaamtje, is het.uitgehold
en zeer broosch. Om dat het met Sterk
Water fterk opbruischt, heeft men ’t zelve ge<?
noemd het Alkalyne Beentje.
„ W a t gebruik dit Deeltje -heeft, (zegt
, , Sw am m e r d am ,) heb ik niet kunnen uitvin-
s, den. In ’t eerst verbeeldde ik m y , dat
„ het de Roede was ; doch daar van heeft my
„ de Ondervinding het tegendeel getoond, ’t
, , Is echter zeker, dat het zyn gebruik in
,, de Voortteeling h e e ft: want, na dat de
;, Paaring gedaan is , vindt men deeze Lig-
„ haampjes gemeenlyk leggen op de plaats,
j, waar
D e A a r d ~S l a k k e n . 151
waar de Slakken gezeten hebben, en dit is VI.
my eindelyk tot een kenmerk geworden , Afd^e l *
om daar van overtuigd te zyn. In fom- H o o fd -
’ , niige Slakken vond ik het zeer klein , in stuk.
„ anderen wat grooter, en we l, naar ik kon
„ oordeelen, hoe zy minder o f meer tot de
, , Paaring gevorderd waren. Somtyds is het
, , half geel, maar meest helder en fpierwit.
„ Het fchynt dat h et, gelykerwys de Ko-
, , raaien, komt aan te groeijen, het welk ik
„ in de Slakken - Steen duidelyker zal vertoo*
„ nen ( * ) ” .
De Ouden maakten van dien Steen veel
gerugts. P l ïn iu s verhaalt, dat de naak-^
te Slakken, doch niet alle, in de Kop een
Steentje draagen, dat hy fomtyds een Beentje
noemt. C a r d a n u s fpreekt /er -aldus van,
,, De Slakken - Steen t komt gemeenlyk in die t Lima-
„ 1 0 , , , , dus La-
, , Slakken, welke geen Korst hebben, y.oort. p,s
, , Dezelve behoort, gelyk ikze vertoonen
, , kan , wit van Kleur en ruuw van Opper-
,, vlakte zyn; om dat hy uit een Waterige
„ zelfftandigheid: is famengegroeid; en klein
,, om dat hy komt uit een klein Dier. Het
„ Steentje , dat ik , met eigen Handen, uit
, , den Kop van een naakte Slak genomen heb,
,, na dat ik het inAveelen vrugteloos had op-
„ gezogt: was witagtig en van grootte als
, , een Boontje, doch veel platter, middelmaa-
* • » tig
('*) Bybel der Natuur. I. Df e l , bladz. 129.
Iv 4
E. De e l . XIV. Stuk.