VI.
A f d e e l .
XI.
H oofd»
s t u k .
Darmen,
enz.
Paar Sr*«.
z y 'drie ryë van Kraakbeenige Tanden , de
grootften in ’c midden geplaatst fl en zo menigvuldig,
dat, wanneer de Maag lamenge-
trokken wordt, derzelvcr Punten als een Rasp
maaken. Ligtelyk begrypt men het gebruik
deezer Tanden, wanneer men weet, dat die
tweede Maag der Zee-Longen byna altoos
gevuld gevonden wordt met harde, fcherpe
Hoorntjes en Zee-Slakhuisjes, welken dus dit
Weeklyvige D ie r , door een VVerktuiglyk Sa-
menftel, in weinig andere Dieren te vinden,
vergruizen en verteeren kan.
Dit Ingewand loopt uit in een Kanaal, dat
men met den Twaalfvingerigen Darm der
Menfchen mag vergelyken, en waar van de
overige Darmen, met verfcheide draaijen en
omwindingen, voortloopen tot in den Endeldarm
en het Aarsgat. Derzelver Wanden zyn
dun en doorfchynende, even als die van de
eerfte Maag. Hunne windingen leggen tus-
fchen de zelfftandigheid van de Lever, die
in menigvuldige Kwabben is verdeeld, en in
grootte byna alle andere Ingewanden evenaart.
Z y beftaat uit ontelbaare Kliertjes en
heeft eene groenagtig bruine Kleur, zynde bovendien
bitter van Smaak. Een Galblaasje
wordt in deeze Dieren, zo min als in de ge-
woone Slakken, gevonden.
Na de befcbryving der inwendige Teeldee-
len, zo Mannelyk als Vrouwelyk, welken de
Zee-Long meest met die der Hoornflakken
over»
overeenkomflig h eeft, fpreekt Boh a bsch van V i de
Paaring deezer Dieren. Hy heeft dezelve A XL
nooit kunnen waarneemen , offchoon hy ’e r , H o o f d .
verfcheide Dagen, vier o f v y f te gelyk in STUK»
een Vat met Zeewater levendig hield ; en
dus is alles, wat hy daar omtrent vóórhelt,
uit enkele verbeelding opgemaakt. Hedendaags
haat men, wel is waar, aan zulke be-
wysredenen weinig g e lo o f; maar de fchikking
der Teeldeelen, zo in- als uitwendig, met
die der Slakken nagenoeg overeenkomende ,
kan men daaromtrent^, by vergelyking , een
Natuurkundig, doch niet Wiskonltig, befiuic
opmaaken. De greoter afhand, evenwel, der
Mannelyke van de Vrouwelyke Teeldeelen in
de Zee - Longen dan in de Slakken , kan
naauwlyks toelaaten dat zy , gelykerwys die
doen, in de Paaring den Kop opligten.
Ook wordt ’er deeze omftandigheid geenszins
toe vereischt: zy kunnen de Paaring, met het
Lighaam voorover, werkheilig maaken.
De manier vanBevrugting, weet men, fchynt Bsvrug-
niet in alle Dieren eveneens te zyn. Id eeni- tins‘
gen, gelyk men van het Haft verhaalt, en
van de Visfchen het algemeen Gevoelen is geweest,
worden de Eijertjes na de uitwerping;
in anderen , gelyk in de Padden en Kikvor-
fchen, onder de uitwerping, door het Mannelyk
Zaad bevrugt- Dit maakt twee byzonde-
re manieren, grootelyks verfchillende van die
der Viervoetige Dieren en Vogelen , alwaar
N 3 de